veelheid wilgen- of olmenstaken om
de weide te omheinen. Dit gebeurde
met de z.g. bandroeienDat zijn
lange dunne takken uit de wilgeboom,
(kóboom)die te dun waren voor
staken. Ze werden tussen de staken
gevlochten en met wissen vastgezet.
Ir.M.A. Geuze (PO) gaf de volgende
aanvullingen op de Staepel'of
Een voer graan werd afhestooke
(met de vork schoof voor schoof ge
lost). De opsteker laadde een voer
van het land op de wagen of hij was
de tussenpersoon die op de schuur-
tas of in de genoemde uitsparing
halverwege de staepel of klampe de
schoven van hem die op de wagen
afstak, aanpakte en naar boven vork-
te
Het dekken van de klampen met riet
of stro was vakwerk,dat voor de twee
de wereldoorlog nog aangetroffen
werd bij oudere landarbeiders en
ook wel bij zelfstandigen. Riet
was het beste dek, daarna rogge-
stro. Beide waren meestal niet
aanwezig en dan deed men het met
tarwestro. Draden met stenen en
balken verzwaard dienden tot het
vastleggen van het dek. Ook werd
er wel een rij gebonden stro
schoofjes als noklaag in de lengte
op de klamp gelegd en deze werd
dan met ingeslagen gepunte wilge
staakjes vastgepind.
Ook het graven van aardappelput
ten was vakwerk. Ze werden uit
gezet langs de liene d.w.z. de
graver had een busseltje touw of
koord om de 2 meter op kleine
stokjes geknoopt van bijv. 20
meter lang en zette dan door de
stokjes in de grond te steken een
kaarsrechte touwlijn uit, waarlangs
hij de put kon graven; evenzo de
andere zijde. Wat de breedte betreft
die kon ook met een touw aangehou
den worden, doch gebruikelijk was
5 voetd.w.z. men paste dat een
voudig met de eigen voeten af.
Wij spraken over aerpelaopen je
stortte "an d'n aop".
De kuilen moesten op een vlak
stuk of op een hogere rug gelegd
worden, opdat ze niet zouden
"inwaetere"
De mangel'aop was, als hij zwaar
was afgedekt, 2 en 2\ meter hoog;
je kon er niet overheen kijken.
Op Walcheren kwamen in tegenstel
ling tot langgerekte dijkvormige
hopen elders, ronde mangel'aopen
voor, die aan de top een kleine
opening vertoonden schouwe)
waaruit een grote bos met pluim-
riet of stro stak, zodat de hoop
kon uitwasemen en niet broeide.
Elders liet men de nok van de hoop
waar het dekstro uitstak wel open,
tot het door ging vriezen.
Op een schilderij van de Veerse
kunstschilder Van der Neut komt zo'n
ronde mangel'aop voor.
Dit schilderij werd door het Land
bouwschap aangeboden aan de Provin
cie.
Dhr. J.M. Kloet (Ril) deelde ons
mee: zijn grootvader die bakker was
had een klamp met musterds staan,
die vumme genoemd werdevenals een
houtklamp met verzeelout. Dit was
sparrehout uit Brabantde stammen
waren in tweeen of vieren gespleten.
Als een stro- of hooiklamp te hoog
werd voor de opsteker, werd er een
stoepgat gemaakt voor de opsteker,
die zijn schoven naar de aansmak-
ker stak, waarna deze ze naar de
tasser transporteerde.
Het doet ons genoegen de twee vol
gende schetsen onder uw aandacht te
brengen:
a. BAKKEËTE mee in lichte kleur
hesauste muuren.
b. 'T WAEHEN'UUS
vakken 2,3 en 4 zonder waehens
Wilt u de Walcherse benamingen en
vormen van de voorwerpen weer ver
gelijken met die in uw dialect?
Wanneer u achteraf op woorden of op
tekeningen van de rubriek HET LEVEN
OP HET PLATTELAND wilt reageren, dan
ontvangen wij alsnog graag uw reactie
op het secretariaat.
25