moet men steeds voor ogen houden dat de dichter bij de redactie van zijn 'Lau wer-hof mogelijk niet heeft geweten of deze auteurs ook daadwerkelijk hun me dewerking aan de Nachtegael zouden ver lenen. Dit kan bv. de reden zijn geweest waarom Apollonius Schotte of Adriaen Valerius niet in de 'Lauwer-hof zijn op genomen. Voor de jonge Leidse theologie student Van der Deelen, voor de peda goog en schoolmeester Johannes de Swaef, voor de glasschrijver Pieter van Meldert en voor de beide jongeren Pieter de Vos (later stadssecretaris te Vere) en Johannes Rogiers ligt een andere reden voor de hand: hun maatschappelijk aan zien was van die aard dat Van de Venne deze mindere goden niet met een vermel ding heeft gehonoreerd. Waarom ook Van der Mijl geen plaatsje heeft gekregen in de 'Lauwer-hof is niet meteen duidelijk. Was het omdat zijn medewerking nog niet was toegezegd of was het omdat Van de Venne met hem wellicht nooit persoonlijk contact heeft gehad? Immers, reeds in 1609 had de predikant Zeeland verlaten terwijl zijn bijdragen kennelijk via zijn goede relaties met Johanna Coomans wer den gerecruteerd (20). Het meest opvallend is evenwel dat Anna Roemers Visscher, die nochtans bovenaan in de lijst uit de Zeeusche Nachtegael prijkt, in Van de Vennes 'Lauwer-hof niet wordt genoemd. Blijkbaar was Adri- aens gedicht geschreven nog voor Anna's geruchtmakende bezoek aan de Zeeuwse gewesten in de zomermaanden van 1622. Het gulle onthaal dat haar toen bij de Zeeuwse literatoren te beurt viel en de gretigheid waarmee bij de samenstelling van de Zeeusche Nachtegael op haar be zoek werd ingespeeld, had ongetwijfeld te maken met de gunstige faam die deze tiende muze in Zeeland was voorafgegaan: in 1618 had Cats haar zijn Maechdenplicht opgedragen terwijl in diezelfde bundel de Zeeuw Peutemans niet alleen Cats maar ook de kunstzinnig aangelegde, Amster damse vrouw met lofdichten had bedacht (21). Het bezoek van de gevierde dichteres aan de Zeeuwse hoofdstad tijdens de voorbe reidingen van de Zeeusche Nachtegael heeft de publicatie ongetwijfeld met enke le maanden vertraagd (22). Haar visite bracht immers niet alleen nieuwe kopij aan maar wijzigde ook de oorspronkelijke opzet, althans van de aanvang van de bundel. Men mag er nl. van uitgaan dat aanvankelijk de 'Middelburchse Lauwer hof als drempeldicht vooraan in de Zeeusche Nachtegael zou worden opgeno men, terwijl Van de Vennes overige ge dichten apart als het Sinne-mal aan de bundel zouden worden toegevoegd. Deze voorstelling van zaken verklaart alleszins waarom de 'Lauwer-hof zo onmiskenbaar op de Zeeusche Nachtegael is toegespitst en verduidelijkt de op het eerste gezicht wat vreemde slotverzen van dit gedicht. In deze verzen, de enige die op het Sinne- mal alluderen, vernemen we dat Mercuri- us de Middelburgse drukkerij waar hij het ontstaan van de Nachtegael had gesitu eerd, wil verlaten om te 'vernachten op een ander plaets' van waar hij dan kan 'besien, Het Sin, en Minne-mal, van jong en oude lien' (v.210-2; eigen onder streping). Het woordje 'ander' is in deze context efficiënt gebruikt: het Sinne-mal is inderdaad een apart, duidelijk van de Zeeusche Nachtegael afgescheiden dicht werk geworden. Geplaatst aan het begin van de Zeeusche Nachtegael zou de 'Mid delburchse Lauwer-hof m.a.w. op een adequate manier de intenties en de in houd van de bundel voorstellen en in de slotverzen kort het hieraan toe te voegen Sinne-mal aankondigen. Door de komst van Anna Roemers werd dit plan evenwel ingrijpend veranderd: 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1989 | | pagina 13