vendien brengt Van de Venne in de be kende literaire vorm van het debat een inventieve variant op het moderne pasto rale genre dat in zijn dagen door leiding gevende tijdgenoten druk werd beoefend en waarvan verschillende specimina in de Zeeusche Nachtegael waren ondergebracht. Van de Vennes originaliteit blijkt o.m. uit de minder gebruikelijke manier waarop hij (anders dan bij Cats) elementen uit de laus runs weet te verbinden met argumen ten uit de stedenlof en ook uit de wijze waarop de samenspraak van korte, vaak sterk satirische en ironiserende randnoti- ties wordt voorzien. Het 'Minne-mail' alludeert daarnaast even wel ook nog op een andere tekst, m.n. Huygens' Voorhout. Precies in de slotver zen waarin Van de Venne de fictie van het gedicht doorbreekt (de gewoonte is ons vanuit de antieke satire bekend) en waarin hij zich richt tot Jacob de Gheyn, roept Van de Venne expliciet Huygens' Voorhout in de herinnering op: Nu de GEYN, hier kond' ghy mercken, Liefden aert, en Vryers wereken, Veynsen, peynsen, eyghen-baet, (Dat in't Minne-Mail bestaet.) Vrient, als ghy de HAEGHSE Linden, Siet vol Lieve-Mall ghesinden; Daer ons HUGENS van vermeldt, Als hy menigh stapjen teldt Int VOORHOUTSE schaduw"-lommer, Daer de vreughd', en jeughden-commer, En al wat de Min omvat Sich vertoont, int Linden-Padt, Denckt dan, met versonde-sinne Op de Zeeuwsche-dubbel-minne, Datter altijd Liefde-Mail (Is te vinden,) over all. (v.1029-44) Het 'Minne-mail' wil duidelijk een Zeeuw se variant bieden van het malle gevrij in het Haagse Voorhout. De aemulerende intentie ligt ook hier voor de hand en past volkomen in een bundel die evenals de Zeeusche Nachtegael wil illustreren hoe de Zeeuwse dichtkunst niet voor de Hol landse hoeft onder te doen (29). Een enkele keer treft men een nog meer bijzonder spoor van Van de Vennes lek- tuur van het Voorhout aan. Merkwaardig is nl. dat de bekende passage met de lange opsomming van dertien verschillende vogels uit het Voorhout, een pendant vindt in het 'Minne-mail'. Nu komen dergelijke lijsten wel meer voor (o.m. in de hof dichtliteratuur) maar toch valt het op dat alle door Huygens genoemde dieren ook door Van de Venne worden vermeld en zelfs nog met enkele soorten geamplifi- ceerd (30). Vgl. nl. het Voorhout, v.282-293 Hier is 't Krekeltjen (1) aen 't gaen, Hier begint de Spreeuw (2) te gaepen, Hier is 't Quackeltjen (3) aen 't slaen, Hier de Nachtegael (4) aen 't neuren, Hier de Distel-vinck (5) in swangh, Hier de Tortel-duyf (6) aen 't treuren, Hier de Lijster (7) aen den sangh, Hier is Kauw (8) en Kraey (9) aen 't reppen Hier de Reiger (10) in de lucht, Hier den Oyevaer (11) aen 't kleppen, Hier de Swaluw (12) in de vlucht, Hier de Koeckoeck (13) aen het stuyten Over yemands ongeval. met het 'Minne-mail', v.85-100 't Nachtegaeltje (4), met de Lyster (7) Mit de Crekel (1) soete kiyster, Mit de Quakel (3) as die slaat, Mit de Vinck (5) heur doen en laat, Mit de lieve Tortel-duyfjes (6), Mit de Kyvits mit heur kuyfjes, Mit de gaauw en meepse Spreeuw (2), Mit de Craey (9) (en heur gheschreeuw, Mit de Craen, en Reyghers (10) reppen, Mit de Oyevaars (11) heur deppen, Mit de Mosjes geyl ghetier, Mit de Swaluws (12) snel gheswier; Mit den slechten-sanck der Pauwen, Mit den ouwen-deun der Cauwen (8), Mit den uyl, die kiest den hoeck, As de spottert roept Coeck-coeck (13)! Van de Venne heeft hiermee in zijn de buutbundel andermaal een belangrijke 14

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1989 | | pagina 16