Dan eens fell, en dan hobbolligh. Dan eens swack ghelijck een riet, Dan eens min en meer as niet. 29. Later, in zijn Sinne-vonck uit 1634, zal Van de Venne nogmaals op Huygens' Voorhout alluderen; cf. M. van Vaeck, 'Adriaen van de Venne: Sinne- Vonck op den Hollandtschen Turf (1634)'. In De zeventiende eeuw 2 (1986), 1-25, i.h.bijz. p.15-16. 30. Huygens' tekst wordt hier geciteerd naar C. Huygens, Voorhout, Kostelick mal en Oogentroost. Ed. J. van Vloten, HJ. Eymael, J. Heinsius, J. Kar- semeijer en L. Strengholt. Zutphen z.j. Over deze opsomming van vogels bij Huygens, zie J. Smit, o.c. (n.14), p.45-46 waar ook andere voorbeelden worden gegeven. 31. Cf. P.J. Meertens, o.c. (n.4), p.219-220. 32. O.m. door Meertens werd deze dedicatie in verband gebracht met Catharina de Gheyns (ver meende?) verwantschap met de kunstenaarsfamilie De Gheyn. Nochtans had Frederiks hierover reeds twijfels geuit (cf. PJ. Meertens, o.c. (n.4), p.419 en J.G. Frederiks, o.c. (n.10), p.29-30). 33. Voor meer biografische gegevens over Jacob de Gheyn III zie vooral I.Q. van Regteren Altena, Jacques de Gheyn. Three generations. 3 vols. The Hague, Boston, London 1983. 34. C. Huygens, Mijn jeugd. Vert, en toel. C.L. Heesakkers. Amsterdam 1987, p.76-77. Voor een meer letterlijke Nederlandse vertaling cf. De jeugd van Constantijn Huygens door hemzelf beschreven. Uit het Latijn vertaald, toegelicht en met aanteeke- ningen voorzien door A.H. Kan met een bijdrage van G. Kamphuis. Rotterdam 1971, p.71. 35. I.Q. van Regteren Altena, o.c (n.33), vol.l, p.133. 36. Over Michiel le Blon, zie vooral H. de la Fon taine Verwey, o.c. (n.10), p.103-128; voor zijn oeuvre zie F.W.H. Hollstein, Dutch and flemish etchings, engravings and woodcuts ca. 1450-1700. Amsterdam z.j. Vol. 2, p.129-157. 37. Zie over WJ. Delff vooral F.W.H. Hollstein, o.c (n.36), vol. 14, p.39-41 en vol. 5, p.139-234. 38. Zie over Magdalena van de Passe F.W.H. Holl stein, o.c. (n.36), vol. 16, p.211-220. Over de Ata- lanta-prent: cf. D. Franken Dz., L'oeuvre gravé des Van de Passe. Repr. S. Laschitzer. Amsterdam 1975, p.309-310; over Van de Passes prent voor Jacob Cats: cf. F.W.H. Hollstein, o.c. (n.36), vol. 16, p.214, nr.6 en over Magdalena van de Passe als leermeeste res van Anna Maria van Schurman: K. van der Stighelen, Anna Maria van Schurman of 'Hoe hooge dat een maeght kan in de konsten stijgert. Leuven 1987, p.65 en 80. 39. Ecclesiae... (n.l), p.857. 40. Over P. van Meldert, cf. PJ. Meertens, o.c. (n.4), p.235, 237, 380, 460 en I.Q. van Regteren Altena, 'Vergeten namen. IV. Aert en Pieter van Meldert'. In Oud-Holland 78 (1963), p.135-141. 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1989 | | pagina 25