DE MIDDELBURGSE BRUEGELGROEP J.M. de Groot Bloemstukken in de schilderkunst komen reeds een enkele maal in de 15e eeuw voor. Het bekendste voorbeeld is een mansportret door Hans Memling met op de achterzijde een bloemstuk dat het beeldvlak domineert. Dit paneel moet een deel van een tweeluik zijn geweest met op het andere deel een afbeelding van de madonna. Het bloemstuk met lelie's staat hier voor de reinheid van Maria en is als zodanig iconografisch voorloper van de in de later 16e eeuw opkomende bloemstuk schildering. Deze heeft echter meer te maken met de groeiende belangstelling voor botanie en het aanleggen van botanische tuinen. Deze belangstelling heeft zuiver wetenschappelijke kanten en kan ook gezien worden als een verlengstuk van de z.g. kunstkamer. Joris Hoefnagel is een van de eerste Vlaamse kunstenaars die, de beroemde cartograaf Ortelius vergezellend, zich toelegde op de afbeelding van insecten, bloemen en planten. Antwerpen is het centrum voor de uitgave van met prenten geïllustreerde botanische boeken. Chr. Plantijn verzorgt en werkt met graveringen van Pieter van den Borcht, wat van groot belang moet worden geacht voor de ontwikkeling van het bloemstuk in de schilderkunst. Aan het einde van de eeuw verschijnt Florilegium van A. Collaert, een botanisch voorbeeldboek voor schilders. De in 1593 in Leiden benoemde hoogleraar botanie Carolus Clusius verzoekt Antwerpse graveurs houtsneden te maken naar planten. Later zullen ook in de noordelijke Nederlanden botanische werken verschijnen. De bekendste is wel de Blomhof van Chr. de Passe II uit 1614. De vroegste ontwikkeling van het geschilderde bloemstuk vindt ook in Antwerpen plaats. Jan Bruegel (1568-1625) heeft zich op deze specialisatie met succes toegelegd. Bekend zijn de boeketten met bloemen van Jan Bruegel, vaak op een aanzienlijk formaat uitgevoerd. De introductie van de tulp heeft een grote invloed gehad op het geschilderde bloemstuk. Deze bolbloem, oorspronkelijk uit Turkije afkomstig, is een zeldzaamheid die spoedig tot een rage zou uitgroeien. Clusius, die vóór Leiden belast was met het toezich op de keizerlijke medicinale kruidentuin in Wenen, moet hierin een cruciale rol gespeeld hebben. In Wenen werden immers reeds eerder tulpen gekweekt. De bloemschilderkunst in Middelburg komt tot bloei met de komst van Ambrosius Bosschaert (1573-1621), die in Zeeland werkte van 1593 tot 1613 en daarna in Utrecht en Breda. Hij onderhield nauwe relaties met bloemliefhebbers en de vraag naar geschilderde bloemstukken zal hoofd zakelijk bepaald zijn door botanisch geïnteresseerden. Het verlangen hun kostbare variëteiten in kleur afgebeeld te zien zal veel hebben bijgedragen aan het ontstaan van geschilderde bloemstukken. Naast botanische interesse bleef de symbo lische betekenis in bloemen voortbestaan. Het is in de verdere ontwikkeling niet duidelijk of er sprake is van een bota nische of zinnebeeldige interesse. Het is mogelijk dat door de grote populariteit 3 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1989 | | pagina 39