meerde predikanten over de doop van katholiek gebleven ouders, een conflict dat er zelfs toe leidde dat vader Beeckman van 1603 tot 1607 afgesneden werd van het Avondmaal. Beeckman sr. was van mening dat in de gereformeerde kerk alleen kinderen gedoopt mochten worden van ouders die zelf lidmaat van de gere formeerde kerk waren en hij vond dat punt zo belangrijk dat hij er (tijdelijk) uitstoting uit de kerkelijke gemeenschap voor over had. In die periode van afsnij ding, toen Beeckman nog in Zeeland woonde, kerkte het gezin bij de Engelsen in Middelburg en bezochten Isaac en Jacob Beeckman de Latijnse school niet in Middelburg, maar in Arnemuiden en Veere. In godsdienstig opzicht voelde vader Beeckman zich vooral verwant met de radicale Brownisten, een groepje En gelse dissenters dat ook een gemeente had in Middelburg. Dat contact is later ook nog door Isaac Beeckman onderhou den en de enige keer dat wij weten dat Beeckman ergens gepreekt heeft, is in de Brownisten-gemeente in Amsterdam ge weest. De sympathie met de Brownisten heeft waarschijnlijk ook een rol gespeeld bij het mislukken van de predikanten loopbaan van Jacob en Isaac Beeckman; hoewel ze hun examens gehaald hadden en als proponent op Schouwen waren toegelaten, waren ze kennelijk niet in trek als predikant. De religieuze overtuiging van Isaac Beeck man en het godsdienstig leven op Schou wen brengen ons bij het tweede punt dat van betekenis is bij het toetsen van Frij- hoffs hypothese over het bestaan van een praktisch-wetenschappelijke traditie die het opkomen van een universiteit zou hebben voorkomen. Schouwen was in het tweede decennium van de zeventiende eeuw één van de broedplaatsen van het Zeeuwse piëtisme. Willem Teellinck was enkele jaren predikant in Haamstede voordat hij in 1613 naar Middelburg ging en de tweede grote piëtist, Udemans, was van 1609 tot 1649 predikant in Zierikzee. Uit het Journael weten wij dat zowel Isaac als Jacob Beekman zich sterk tot het piëtisme voelden aangetrokken. Maar het opvallen de is nu dat terwijl Jacob Beeckman het meeste op had met de krachtige en extra verte figuur van Udemans, Isaac Beeck man zijn geestelijke leidsman meer zocht in de introverte en naar het mystieke neigende Willem Teellinck. Dat feit is niet zonder betekenis bij de beoordeling van de persoonlijkheid van Isaac Beeckman. Hij had niet de krachti ge natuur die Frijhoff in hem ziet, maar had meer voorkeur voor een stil en terug getrokken bestaan en plaatste zichzelf niet graag op de voorgrond. Ook uit andere gegevens blijkt dit. Zo noteerde Beeck man eens heel openhartig dat hij graag opereerde in het kielzog van zijn veel doortastender broer Jacob. Beide broers zijn van jongs af aan samen opgetrokken en het is niet toevallig dat toen Jacob Beeckman in 1616 Zierikzee verliet om in Veere rector van de Latijnse school te worden, ook Isaac Beeckman het in Zie rikzee voor gezien hield en in Veere ging wonen. En zo is het ook veelzeggend dat Beeckman in 1620 Utrecht verliet zodra zijn broer in Rotterdam, waar deze inmid dels rector was geworden, een rustiger baantje voor hem gevonden had. Zonder een officiële aanstelling en dus de daar mee samenhangende verplichtingen kon Beeckman zich in Rotterdam wijden aan de scholing van leerlingen die naar de universiteit wilden gaan. Het waren in 1627 uiteindelijke kerkelijke problemen die hem deden ingaan op een verzoek uit Dordrecht om daar rector te worden van de Latijnse school, een ambt dat zeer eervol was, maar dat Beeckman als een zware last heeft ervaren. Er zijn ook andere aanwijzingen voor een

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1989 | | pagina 54