minder sterke persoonlijkheid bij Beeck-
man - want op zichzelf kan een afkeer
van het openbare leven heel goed samen
gaan met een sterke concentratie op
andere zaken, zoals de wetenschapsbeoe
fening. Het ontbrak Beeckman echter ook
op dat terrein aan doorzettingsvermogen.
In zijn Journael noteerde hij regelmatig
dat hij bij andere auteurs opvattingen
tegenkwam die hij zelf al eerder had
ontwikkeld en op een gegeven moment
begon bij hem de overtuiging te leven dat
ook hij zijn gedachten eens zou moeten
ordenen en publiceren. Maar die goede
voornemens heeft hij nooit tot uitvoering
gebracht, wat kwam, zo verontschuldigt hij
zichzelf af en toe, doordat hij het zo
druk had met het rectoraat in Dordrecht.
Maar één keer is hij even heel eerlijk
tegen zichzelf en merkt hij op dat het wel
opvallend is dat mensen die drukbezet
zijn tot meer in staat zijn dan mensen die
het minder druk hebben en juist veel tijd
voor allerlei zaken zouden moeten heb
ben. Wie een druk leven leidt, is gedwon
gen zijn tijd goed te besteden en in te
delen, terwijl degenen die eigenlijk alle
tijd hebben, die tijd verknoeien met van
alles en nog wat. Wat hem in Dordrecht
en eerder in Rotterdam ontbrak, was niet
de rust en de vrije tijd, maar de discipli
ne en het doorzettingsvermogen.
Een derde punt dat in verband met Beec-
kmans carrière opgemerkt moet worden
betreft wat ik maar noem zijn 'Hollandse
connectie'. Beeckman heeft zijn natuurwe
tenschappelijke vorming grotendeels in
Holland gehad. Dat Philippus Lansbergen,
de vriend van zijn vader, hem op weg
geholpen heeft is een mogelijkheid, maar
een vaststaand feit is dat Beeckman in
1607, voordat hij naar Leiden ging, in
Rotterdam enige tijd bij een rekenmeester
en navigatie-instructeur in de leer is ge
weest, en dat hij in Leiden onderricht
heeft gekregen van de hoogleraar wiskun-
Pertajuj.et nofériyaiur
aitmtcafcy? ocufoj i/iwjjtxit.amiai
ZKmmm StC C.JK.KCrat LattJPCMtUJntUmm.
Afb. 12. Philippus Lansbergen (1561-1632) predikant
en astronoom.
de Rudolf Snellius. Terug in Zeeland was
er van een levendig contact met gelijkge
stemde vertegenwoordigers van een prak
tisch-wetenschappelijke subcultuur weer
weinig te merken. Het enige werkelijk op
wetenschappelijke activiteiten gebaseerde
contact in zijn Zierikzeese periode betreft
een aantal geodetische waarnemingen die
hij ten behoeve van de Leidse hoogleraar
in de wiskunde Willebrord Snellius deed
vanaf de toren van Zierikzee. Dat hij,
zoals gezegd, tussen 1616 en 1618 bij zijn
studie in de geneeskunde de hulp heeft
gehad van Philippus Lansbergen is moge
lijk, maar allerminst zeker.
In het milieu van de Hollandse steden
komt Beeckman naderhand veel meer tot
zijn recht. In Rotterdam vindt hij aanslui
ting bij mensen die geïnteresseerd zijn in
technisch wetenschappelijke problemen en
53