ADRIAEN VAN DE VENNES TAFEREEL VAN SINNE-MAL (Middelburg 1623).
N.a.v. het literaire debuut van een geleerd schilder-dichter.
Marc van Vaeck
'Adriaen Pieterssen vande Venne is
een constich schilder ende teeckenaer,
een natuerlvck goet pöeet'. Met deze
woorden berichtte in 1623 Johannes Ra-
dermacher junior over de artistieke werk
zaamheden van zijn stadsgenoot, de Mid
delburgse kunstenaar Adriaen van de
Venne (1). Op dat ogenblik nauwelijks
vierendertig jaar oud, kon Van de Venne
reeds terugblikken op een succesvolle en
rijkgevulde carrière. Op enkele jaren tijd
had hij zich immers ontpopt als een
bijzonder productief en gewaardeerd
'schilder ende teyckenaer', als de vaste
illustrator van het literaire oeuvre van
raadpensionaris Jacob Cats, als ontwerper
van talloze plano-illustraties, als dichter
van gelegenheidswerk en onlangs nog
(door de publicatie van zijn Tafereel van
Sinne-mal) als een verdienstelijk en zelf
bewust literator. Samen met zijn broer, de
drukker-uitgever Jan Pietersz van de
Venne, had Adriaen zich bovendien op
korte tijd een plaats weten te verwerven
bij de Middelburgse intelligentsia uit de
eerste decennia van de zeventiende eeuw.
Meer zelfs, hij zou al vlug een belangrijke
rol spelen in de productie van een collec
tief artistiek initiatief waarmee in 1623
voorname figuren uit de Zeeuwse intellec
tuele elite op literair vlak naar buiten
wensten te treden.
1. De gebroeders Van de Venne te Mid
delburg
Adriaen van de Venne werd in 1589 te
Delft geboren als zoon van welgestelde
immigrés uit het Brabantse Lier. Nadat
hij 'met de Latijnse studie sijn verstandt'
had gescherpt, genoot hij een verdere
Afb. 1. Portret van Adriaen van de Venne door
D. van Bremden.
artistieke opleiding in het 'teeckenen ende
verlichten' en 'in het wit en swert
schilderen' (de bekende grisaille-techniek)
(2). Vanaf 1605 vinden we de naam van
de familie Van de Venne herhaaldelijk
terug in de archieven van de stad Middel
burg. Kennelijk zag vader Van de Venne
een toekomst voor zich en de zijnen
weggelegd in het rijke en economisch zo
welvarende Middelburg (toen de tweede
stad na Amsterdam) waarover Cats later
in zijn autobiografie zou schrijven:
De stadt om dese tijt, als wonder wel gelegen,
Was toen van alle kant met veelderhande zegen
Verrijckt, door groot beslag en neering uyt de zee,
Veel winckels in de stadt en schepen op de ree (3).
In 1608 verwerft Jan Pietersz in deze stad
4