de beroemde A- en B-woorden.
2. Of er naast den ons bekenden
vorm en beteekenis plaatselijke,
afwijkende vormen of beteekenissen
van een woord bestaan."
Termen als fonologie, morfologie en
semantiek gaan hierachter schuil
3. Of er, naast de ons bekende
woorden of uitdrukkingen plaatse
lijk andere woorden of uitdruk
kingen, met dezelfde beteekenis
bestaan
Hier is sprake van heteronomie
A. Behalve een rijkdom van Zeeuw-
sche woorden van Germaansche oor
sprong is er ook een merkwaardige
woordvoorraad van in het Zeeuwsch
van Romaansche (meest Fransche)
afkomst,die o.i. in het Woordenboek
van het Zeeuwsche dialect thuis-
hooren, omdat het kenmerkend is,
dat deze woorden in die beteekenis
en in die lagen der bevolking in
Zeeland worden aangetroffen.
Het zijn, althans voor het meeren-
deel, geen verbasterde stadhuiswoor
den, maar woorden van dagelijksch
gebruik en o.a. hier ingeburgerd
sedert de komst der talrijke
Refuge's. Verschillende ervan be
treffen den landbouw: bijv. Frinzen
(Walch): aarbeien; 'n krap (druiven):
een tros; Bóónpesse (perche): boone-
staak. Vele woorden van Fransche
afkomst, in het algemeen Nederlandsch
onbekend, als adret (flink, vief);
'abiel (handig); gal jarig (vrolijk);
prontjes (netjes); ambras (drukte)
dragen een eigenaardig Zeeuwsch
karakter
De stratificatie van de Zeeuwse
dialecten komt hier aan de orde en
iets dat later "sociolinguïstiek"
zal genoemd worden.
Ik noem die moeilijke woorden niet
om u van mijn geleerdheid te over
tuigen, maar om te laten zien hoe
helder hier ingewikkelde zaken wor
den gepresenteerd en hoe wetenschap
pelijk er in de jonge Vereeniging
werd gedacht
Op het elfde Vlaamse Filologencon
gres in 1932 zet. drGhijsen haar
gedachten nog eens kort en helder
uiteen:
"Tot nu toe droegen de werken over
Zeeuwsch dialect, de Zeeuwsche woor
denlijsten en Idiotica zoo goed als
altijd een plaatselijk karakter,
terwijl én door de aardrijkskundige
gestelheid én door historische oor
zaken, vergelijking tusschen de taal
in de verschillende deelen van het
gewest, waarbij taalkundig ook
Goeree en Overflakkee behoort, van
veel belang is. Naast groote over
eenkomsten immers zijn sterke
plaatselijke verschillen in woor
denschat, woordvorm en uitspraak
waar te nemen
Nogmaals wordt het doel van de
dialectvragenlijsten uiteengezet en
ze besluit deze voordracht met een
groot aantal voorbeelden uit de
dialecten die haar stelling, eenheid
in verscheidenheid, bevestigen.
In het Vereenigingsnieuws van
januari 1932 wordt de eerste vra
genlijst van het dan ruim één
jaar oude Centraal Bureau voor
Nederlandsche en Friesche Dialec-
te te Amsterdam aangekondigd, deze
lijsten worden "gaarne ter invulling"
bij de leden aanbevolen. Dat gebeurt
met des te meer plezier, omdat "het
Zeeuwsche materiaal uit deze lijsten
.ook ter beschikking zal staan aan
het secretariaat van de Z.V.D.O. ten
bate van het Zeeuwsch Woordenboek."
Er zal altijd een bijzondere band
blijven bestaan tussen de Zeeuwse
Vereeniging en het Amsterdamse
bureau, dat op 6 september 1979
zijn verbondenheid met Zeeland extra
benadrukte door aan het Instituut
de naam te geven van de bekende
Zeeuw drP.J. Meertens.
De lotgevallen van het woordenboek-
projekt zijn goed te volgen aan de
hand van het Vereenigingsnieuws dat
-ik heb daar vorig jaar al op gewe
zen- een echt contactblad is.
Wat meteen opvalt, is het feit dat
men elkaar hoog aanslaat. De vra
gen die in de rubriek Vragen en
Wenschen opduiken liegen er niet
om. Bijna heel taalkundig Nederland
is er vertegenwoordigd: de hoogle-