streek zelf zijn ook minder geïnteresseerd in de betrouwbaarheid van de herinnerin gen of in het onderscheid tussen hoofd en bijzaken.' En, nög een citaat: 'Het voornaamste probleem vormt het geheu gen van ooggetuigen. Niemand wil voor de ander onderdoen. Heeft de een wel eens van iemand gehoord, dat die konin gin Wilhelmia middenin de oorlog op de fiets door Den Haag heeft zien rondrij den, dan weet de volgende zeker dat mj bijna door haar van de sokken is gere den.' Tot zover dan het oordeel van een weten schapper over 'de gesproken geschiedenis'. Ik vind dat een oordeel dat een aanval is en dat om een reactie vraagt. Kijk, nog afgezien van het dédain van de weten schapper, die vanuit zijn hoge Amster damse ivoren toren meent te kunnen zien, dat 'men in de streek' niet is geïnteres seerd in de betrouwbaarheid van oogge- tuigenverhalen en ook het verschil tussen hoofd- en bijzaken niet uit elkaar kan houden (de 'boertjes van buuten'!), bewijst de opmerking dat ooggetuigenver slagen 'een goede indruk geven van hoe men na 50 jaar tegen de gebeurtenissen aankijkt' voor mij slechts dat zo iemand waarschijnlijk nooit geprobeerd heeft om eens met ooggetuigen te praten. Want dan zou hij weten dat in verreweg de meeste gevallen die herinneringen niet in 1990 voor het eerst weer uit het geheugen worden opgediept, maar dat ze al sinds 1945 herhaaldelijk zijn verteld; aan vrien den aan kinderen, aan nieuwe vrienden, aan kleinkinderen en aan wie het maar horen wilde, al die jaren door. En al die jaren in vrijwel letterlijk dezelfde bewoordingen. Ik zou daar aardige voor beelden van kunnen geven. Maar één ding is zeker: het gaat heel vaak om herinne ringen die vanaf de eerste dag dat ze ver teld werden (en dat was vaak nog In de oorlog of vlak erna) steeds dezelfde zijn gebleven. Ze staan - om het nog eens te zeggen - diep ingeëtst in het geheugen ömdat ze zo bijzonder waren. En het gaat niet aan om de oog- getuigeverhalen af te doen met flauwe anekdotes over koningin Wilhelmina op de fiets in Den Haag. Natuurlijk, het komt voor dat je een ooggetuige tegenkomt die zich dingen herinnert, die onmogelijk waar kunnen zijn. Maar de onderzoeker die zich con sciëntieus voorbereidt prikt meestal zó door de fantasie-verhalen heen.. Als het niet tijdens het gesprek is, dan wel na het afluisteren van de band en het nog eens naslaan van andere bronnen. En dan besluit zo'n onderzoeker om dat ooggetui- genverhaal in de prullebak te gooien. Althans, zo gaat het bij ons. En dan nog zal het wel eens gebeuren dat er een foutje doorglipt, maar gebeurt dat ook niet bij de officiële geschiedschrijving? Ik meen dat Gijs van der Ham daar intussen over mee kan praten. Bovendien preten deert 'oral history' niet alle feiten foutloos te brengen - het gaat om het voelbaar maken van de oorlogstijd. Dat prevaleert. Maar toch wordt door recensies, zoals ik daarstraks citeerde, de gesproken geschie denis in de hoek geveegd van het volks vermaak. Dat lijkt dan nog goedmoedig, spottend bedoeld. Maar vaak is er ook het verwijt, dat via de oral history de 'vertrossing' de geschiedenis wordt binnen gehaald. Ikzelf heb het gevoel dat zulke oordelen vaak meer te maken hebben met de gemakzucht van de onderzoeker dan met de waarheid. Het is immers veel veiliger je te houden bij de zekerheid van de zwart-op-wit stukken dan het avontuur aan te gaan door levende mensen op te zoeken, die zélf een stukje geschiedenis meemaakten. Mensen, die zich misschien wel dingen herinneren die niet passen in het beeld, die zichzelf misschien wel willen pousseren of waar juist bijna geen woord uit te krijgen is. Hoe moet je die mensen aanpakken, wat voor verwachtin gen schep je? En als je het goed wilt doen moet je er ook zovéél opzoeken. En vóór je ze opzoekt moet je toch al dat zwart-op-wit materiaal wel gelezen heb ben, zodat niemand je een oor kan aan naaien. Nee, dan maar liever een vragen lijst rondsturen. Dan zijn die ooggetuigen toch 'gehoord' en loop je al die romp slomp van vriendelijk zijn en ellenlange niets ter zake doende verhalen aanhoren en koffie drinken en de foto's van al de kinderen en de kleinkinderen bekijken, dat loop je godzijdank dan allemaal mis.... Een vragenlijst rondsturen. Daar begon Ben Sijes ook mee, toen hij de razzia van 28

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 30