REDACTIONELE SAMENVATTING VAN DE LEZING DOOR ADRIAAN VENEMA: ENKELE PROBLEMEN ROND GESCHIEDSCHRIJVING Adriaan Venema droeg zijn lezing op aan de nagedachtenis van Gommert de Kok, destijds hoofdredacteur van de PZC, die hem dertig jaar geleden bij zijn eerste schreden op het journalistieke pad bege leidde. In zijn inleiding tot het onderwerp stelde Venema dat een belangrijke bron voor de geschiedschrijving van de Tweede Wereldoorlog, de documents humain in de vorm van biografieën, autobiografieën, memoires en dagboeken, een kritische benadering vragen. Het zijn werken, ge schreven vanuit de optiek van een hoofd persoon, waarin de ervaringen subjectief zijn weergegeven: hij stelt zichzelf m het middelpunt, geeft zijn opvattingen over de personen om hem heen en heeft soms bewust een andere voorstelling van zaken gegeven. Het hanteren van deze bronnen heeft daarom zijn belemmeringen. Deze stelling werd door Venema verduidelijkt aan de hand van twee voorbeelden, het eerste betreffende een schrijver buiten Zeeland: Simon Vestdijk. Het betreft hier de bio grafie over Vestdijk door Hans Visser. De oorlogsjaren nemen daarin een onderge schikte plaats in, terwijl zij toch zeer belangrijk waren in het leven van Vest dijk. Visser bagatelliseert bijvoorbeeld de kwes tie van de Duitse vertalingen van werken van Vestdijk. Deze had zijn boeken Mui terij tegen het etmaal en Rumeiland opge dragen aan Ter Braak en Du Perron, evidente strijders tegen het nationaal- socialisme, maar het deze opdrachten weg in de Duitse vertalingen, waar hij grof geld voor ontving. Visser spreekt van lage inkomsten, maar de oplagecijfers van de vertalingen van Rumeiland, Fahrt noch Jamaica, en Het vijfde zegel, Das fiinfte Siegel bewogen zich tussen de 20.000 en 30.000. Ook wordt in Vissers biografie de hou ding van Vestdijk als recensent van de NRC eenzijdig belicht, als zou hij daarin alleen onomstreden literatoren hebben behandeld. In dit verband wees Venema op een bespreking van poëzie van Ger hard Schumann, een van de coryfeeën van de nationaal-socialistische literatuur. Vest dijk roemde de gedichten in diens bundel Bewahrung, en kon weten waar hij over schreef omdat in die bundel ook 'Führer- gedichten' voorkomen als Gelöbnis an dein Führer. Eenzelfde voorbeeld geeft het dagboek van Bert Voeten. Deze heeft daarin aller lei feiten bewust anders voorgesteld om zich na de oorlog in een ander daglicht te plaatsen. Enzensberger heeft dit 'Das zweite Verbrcchen' genoemd, de tweede misdaad. De eerste is het gedrag tijdens de oorlog. Dat vond plaats in moeilijke omstandigheden en men kan het vaak vergeven. Het tweede, het liegen na 1945 over de rol in de oorlog, is onvergeeflijk. Dan is de factor angst verdwenen en kan cr hooguit nog angst voor de onthulling zijn. Hans Warren heeft het in de PZC voor de zoëven genoemde Voeten opge nomen. Was dat verontwaardiging over het oordeel met betrekking tot Voeten, of hield dat verband met het waarheidsgehal te van zijn eigen Dagboeken, zo stelde Venema. De dagboeken van Warren zijn alom geprezen en het eerste deel ook herhaaldelijk gebruikt in de geschiedschrij ving van de Tweede Wereldoorlog. War ren schetst het beeld van een schuwe Zeeuwse jongen uit een fout milieu, die m deze jaren zijn eigen weg moest zien te vinden en vanuit die situatie de oorlog om zich heen beschreef. Warren heeft aangegeven, dat hij integer te werk is gegaan, maar in enkele gevallen roepen passages toch twijfel op. Hoe was het mogelijk dat een opgroeiende schooljon gen in 1943 in het achteraf gelegen Bors- sele had vernomen van honderdduizenden, die in de gaskamers werden gedreven en systematisch vermoord, terwijl rapporten daarover de regering in Londen pas in december 1943 bereikten en Warren hier naoorlogse terminologie gebruikte? Hoe kon hij op 1 maart 1943 schrijven over de Arbeidseinsatz van studenten, terwijl die op dat moment nog geen feit was? Het heeft er, aldus Venema, de schijn van dat de teksten niet op het moment zelf tot stand gekomen zijn, maar in een later stadium op schrift zijn gesteld. Overigens wordt hier niet, zoals bij Voeten, een vorm van collaboratie gesignaleerd, maar slechts de veronderstelling dat Warren het v v v v v v 36

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 38