Tabel van de aantallen opgebrachte zeehonden in de belangrijkste plaatsen
waar premies werden uitbetaald van 1595 tot 1620.
Jaar 1595 1600 1605 1610 1615 1620
Vlissingen
38
96
16
8
160
276
Zierikzee
8
16
31
105
179
192
Coes
25
16
37
118
75
99
Veere
7
2
7
106
78
58
Middelburg
2
7
5
59
32
37
Brouwershaven
0
0
9
9
8
11
T holen
0
3
5
6
16
33
Totaal
79
89
110
906
598
601
variëren sterk. In het algemeen werden
in Vlissingen en Zierikzee de meeste
zeehonden aangebracht. De bijgaande
tabel geeft een overzicht van de aan
tallen opgebrachte zeehonden.
Nader onderzoek, op basis van een
voudige kwitanties, kan zo over een
periode van ruim 200 jaar een helder
beeld opleveren over de aantallen in
Zeeland opgebrachte zeehonden. Tot
en met 1809 zijn deze gegevens in
het rekenkamerarchief bewaard ge-
i c
bleven. 0
Conclusie
De meeste zeehonden werden in de
zomermaanden aangebracht. Vooral
in de maanden juni en juli, wanneer
de jonge zeehonden werden geboren,
en in augustus wanneer de dieren
verhaarden, lagen ze langdurig op
de zandplaten en waren vrij gemak
kelijk te vangen. Een middel van be
staan kan de zeehondenjacht daarom
niet geweest zijn. Vele zeehonden
werden in de eerste tien jaar na de
instelling van de premie min of meer
bij toeval gevangen door mensen die
op of langs het water werkten.
Schippers, vissers, stellenaars en
dijkwerkers komen regelmatig in de
kwitanties voor. Het aantal zeehonden
dat door één persoon tegelijk werd
aangebracht is meestal niet hoger
dan twee of drie. In de loop van
de periode 1600-1610 verandert dat.
Het kwam toen regelmatig voor dat
er omstreeks tien, soms wel vijftien
zeehonden tegelijk werden aangebracht.
Steeds vaker verschenen dezelfde
namen in de kwitanties. Voor enkele
actieve jagers zal de zeehondenjacht
's zomers dus een goede bijverdienste
geweest zijn. Afgaande op de verklaringen
uit Veere was het de zeehondenvangers
meestal te doen om het opstrijken
van de premie. Daarna werd de kop
en de rest van het dier direct wegge
gooid. Een enkele keer werd de rest
verkocht aan de zeepzieder.
Het is niet eenvoudig uitspraken
te doen over het totale aantal zeehonden
dat er rond 1600 geweest moet zijn.
Op basis van de tot nu toe oudst
bekende vangstgegevenscirca 300
tot 400 zeehonden in de jaren 1920
1930, kwamen onderzoekers toen tot
een schatting over de omvang van
de totale populatie in het Zeeuwse en
Zuidhollandse deltagebied van onge
veer 1300 zeehonden. Dit aantal werd
als een minimum beschouwd, waarschijn
lijk lagen de werkelijke aantallen
hoger. Wanneer we uitgaan van
de ruim 600 opgebrachte zeehonden
in 1620 zouden er in dat jaar onge
veer 1500 tot 2000 zeehonden geweest
kunnen zijn. Dit staat toch wel in
schril contrast met de twaalf tot
zestien zeehonden die anno 1991 nog
in Zeeland rondzwemmen. Het is te
hopen dat, door toedoen van dezelf
de overheid die 370 jaar lang veel
geld heeft uitgegeven om de zeehond
hier weg te krijgen, de enige zoog
dierensoort die de Zeeuwse wateren
nog rijk zijn weer wat meer kansen
krijgt.
8