'DE KOP LEVENDICH AFGEHOUWEN'
De zeehondenjaeht in Zeeland rond 1600
door
Hans Schwartz
Door de eeuwen heen is er op zeehonden gejaagd, ook in de Zeeuwse wateren.
Er bestaan echter weinig bronnen die ons wat meer vertellen over deze jacht.
Pas toen de overheid de vangst van zeehonden ging bevorderen door invoering
van een premiestelsel kwam er een geregelde administratie van uitbetaalde
premies op gang. Vanaf 1592 tot en met 1809 is deze administratie terug te
vinden in het archief van de Rekenkamer van Zeeland. Op basis van deze
gegevens zal een beeld worden geschetst van de zeehondenvangst aan het
eind van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw.
Inleiding
Het beeld van het lieve, onschuldige
maar bedreigde beestje dat wij nu
van de zeehond hebben staat ver af
van het beeld dat de zestiende- en
zeventiende- eeuwse bewoners van
deze provincie hadden. Zij zouden
zich niet kunnen voorstellen dat in
maart 1989 vijf zeehonden in de
Oosterschelde werden uitgezet voor
een onderzoek naar de 'bewoonbaar
heid' van de drukke Zeeuwse stromen
voor deze dieren. De zeehondenstand
wordt sindsdien nauwkeurig bijgehou
den. Ongeveer twaalf tot zestien zee
honden zwemmen volgens de laatste
tellingen op dit moment nog in het
Zeeuwse deltagebied rond. Hoe an
ders was het vroeger. Mattheus
Smallegange schreef in zijn Kroniek
van Zeeland al over de zeehond als
'een twijfelachtig dier' dat de mens
heid van weinig nut was. Zijn verdere
beschrijving doet de mooiste Green-
peace-foto's verbleken: 'De tanden
zijn zeer scherp, en staen saegswij-
se, gelijk die van de wolven'.
Bovendien wist hij te melden: 'Sy
vallen in de wateren seer schadelijk,
en vernielen oneindig veel visch'.
Deze opvatting, de zeehond als scha
delijk dier, wordt ook weerspiegeld
in de weinige prenten uit die tijd
waarop zeehonden staan afgebeeld.
Ze werden afgeschilderd als gevaar
lijke beesten met klauwen, lange na
gels en scherpe tanden.
Publicatie van een plakkaat (1591)
De schadelijkheid voor de visserij
was dan ook de reden waarom de zee
hond precies vierhonderd jaar gele
den door de gewestelijke bestuurders
in de ban werd gedaan. Op 30 oktober
1591 besloten de Staten van Zeeland
tot het publiceren van een plakkaat
waarin een premie werd gezet op het
hoofd van iedere zeehond die in Zee
land gevangen zou worden.Op 10
december werd dit 'placaet op 't
schutten van de cleene vischen, item
op 't vangen van de zeehonden' uit
gegeven. De belangrijkste bepalingen
betroffen, zoals de titel aangeeft,
het tegengaan van misstanden in de
visserij op de kleinere vissoorten.
Eerdere maatregelen tegen overbe-
vissing door onder andere het ge
bruik van netten met te kleine mazen
hadden weinig effect gehad. In de
laatste alinea van het plakkaat werd
echter voor de eerste keer een andere
bedreiging van de visstand aangepakt:
de zeehond.
Door het 'zoo vermenichvuldigen van
zeehonden' werd 'den cleenen visch
vernielt ende opgegeten, dat dyen
nyet en can vermenichvuldigen, de-
welck mede grootelicx is streckende
tot schade van deselve vischerye'
Een argument dat vier eeuwen later
nog steeds door zeehondenjagers
wordt gebruikt. Om het aantal zee
honden te verminderen loofden de
Staten een bedrag van vijf schel-
2