Eén van de oudst bekende voorstellingen van de 'vitilus marinus' of zeehond. Detail van een kopergravure door Adrian Collaert, eind 16e eeuw (Stedelijk prentenkabinet Antwerpen) lingen uit voor elke gevangen zeehond, die bij de stedelijke magistraten zou worden aangebracht. De steden werd tevens opgedragen dit bedrag uit te betalen, waarna de Staten het later uit de inkomsten uit de domeinen zou den terugbetalen. Blijkbaar had de maatregel niet snel genoeg het gewenste effect. Om de zeehonden 'beter te doen vangen' be sloten de Staten al op 7 augustus 1592 de premie te verhogen tot een bedrag van zes schellingen en acht groten Vlaams.'' Drie jaar later, op 7 juni 1595, gaven de Staten hun goed keuring aan de invoering van een nieuw plakkaat.3 De meeste bepalingen bleven hetzelfde, maar de premie op de zeehonden werd aanzienlijk ver hoogd tot tien schellingen per zee hond. Dit bedrag bleef tot 1809 onge wijzigd. Vanaf 1809 volgden verschil lende premie- en vergunningenstel sels elkaar op. Pas in 1961 werd de jacht op zeehonden in Zeeland voor goed verboden.® Uitwerking van het plakkaat De invoering van het premiestelsel in 1591 was in enkele opzichten op merkelijk. In de eerste plaats bete kende het een vroege vorm van gewes telijke overheidsbemoeienis in de Zeeuwse economie. Kwamen eerdere bemoeiingen meer voort uit de zucht naar geldelijk gewin, in dit geval was er sprake van een vooraf onbe kende jaarlijkse uitgavenpost ten gunste van een specifieke beroeps groep: de visserij.^ In de tweede plaats was de wijze van uitbetaling ongewoon. Een door de gewestelijke overheid ingestelde pre mie moest in eerste instantie door de stadsbesturen worden uitbetaald. De Staten zouden vervolgens de pre mies aan de steden terugbetalen. Deze terugbetaling werd door de Staten opgedragen aan de rentmeesters der domeinen in Zeeland: de Rentmeester generaal der domeinen bewesten Schel de, zijn collega in beoosten Schelde, de Rentmeester beoosten Schelde in het kwartier van Tholen en Schaker- loo en de rentmeesters der domeinen in het Committimus In het begin van de zeventiende eeuw werden de premies uitbetaald in Middelburg, Vlissingen, Veere, Goes, Zierikzee, Brouwershaven en Tholen. Incidenteel betaalde ook Arnemuiden premies uit. In Goes en Zierikzee geschiedde de uitbetaling, geheel volgens de regels van het plakkaat, door de tresoriers van de stad. In enkele andere steden bleek men 3

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 5