Brigdamme en een zekere Willem om een nieuwe kerk te stichten binnen de parochie Brigdamme en een zekere Willem om een nieuwe kerk te stichten binnen de parochie Brigdamme. Kennelijk treedt Willem op namens de groep parochianen en dat maakt het aannemelijk dat ook hij ambachtsheer is geweest. Derhalve: vele, zeer vele kerkstichtingen èn de vorming van even zoveel vierschaar- ambachten in de periode tussen ca. 1150 en 1270: het zijn twee essentiële zaken, die bovendien onderling verband houden. Meer in het algemeen kan men zeggen dat zich bij de toename van de bevolking in de loop van de 12e en 13e eeuw een streven mani festeert naar grotere zelfstandigheid voor de lokale gemeenschap: zowel op kerkelijk als op bestuurlijk/rechterlijk terrein. En binnen die lokale gemeenschap, binnen die paro chie en dat ambacht wordt en is dan tot in onze tijd het kerkdorp de centrale nederzet ting, waarbinnen de kerk, zelfs soms ook, zoals gezegd, in puur wereldlijke zaken, het middelpunt vormt. De centrale plaats van het dorp wordt door de kerk versterkt; bij de kerk vergaderen schout en schepenen, bij en in de kerk ontmoeten de parochianen elkaar. Er komen centrale voorzieningen rond het kerkhof zoals een smederij, een herberg, misschien een parochieschooltje. Kortom, de kerk moet de dorpsontwikkeling hebben gestimuleerd. En dan komt als vanzelf de vraag op of de vele kerken in de 12e en 13e eeuw gesticht worden in of bij nederzettingen die op dat moment al als dorpen kunnen worden aan gemerkt: dat wil zeggen, ook tevoren al een zekere centrale functie hebben ten opzichte van alleenstaande boerderijen en buurt schappen in de omgeving. In diverse geval len zal dat zeker zo zijn geweest, maar ik denk dat er veel vaker wanneer de kerk wordt gesticht, op die plaats nog helemaal geen sprake is van een dorp, hooguit van een gehucht, een kluster van enkele boer derijen, of misschien zelfs maar één boer derij, het huis van bijvoorbeeld een am bachtsheer. Door anderen is wel uitgegaan van het bestaan van de dorpen vóór de kerkstichting en ik deed dat een jaar gele den in mijn verhaal over Hoogelande eigen lijk ook nog: zonder woonkern zou kerk bouw immers zinloos zijn. Maar momenteel zie ik het toch iets ruimer: inderdaad zijn er voor kerkstichting voldoende mensen nodig, maar dan gerekend binnen de hele parochie en niet alleen in een centrale nederzetting. Waarom denk ik dat? Allereerst is daar het probleem van de dorpsnamen. Kijken wij opnieuw naar die talrijke namen op -kerke of -kapelle, dan is duidelijk dat deze plaat sen zijn genoemd naar de kerk of kapel. Zouden de betreffende kerken nu zijn ge sticht in een bestaande nederzetting van enige omvang, dan mag men aannemen dat zo'n dorp ook tevoren een naam heeft ge had, zodat er in dat geval op de Zeeuwse eilanden na de kerkstichtingen massaal sprake zou moeten zijn geweest van veran dering van plaatsnamen. Incidenteel is dat inderdaad wel voorgekomen: wij weten bijvoorbeeld dat 's-Heer Abtskerke oor spronkelijk Versvliet heet, maar voor naamsverandering op zo grote schaal be staan verder geen aanwijzingen. Bovendien geeft ook de ruimtelijke struc tuur van nog al wat kerkdorpen te denken. Door 't Hooft, en ook door Dekker is aan genomen dat veel kerken worden gesticht langs een bestaande weg, vaak bij een drie sprong. Maar tegelijk is duidelijk dat het voor veel kerkdorpen typerende beeld van de kerk op een kerkhof of plein, met daar omheen de bebouwing, ook van na de kerk stichting moet dateren. Met andere woor den, ook dit lijkt er op te wijzen dat er op het moment van de kerkstichting in veel gevallen nog geen echt dorp is, hooguit een gehucht of nog minder. Een aanwijzing in de schriftelijke bronnen in diezelfde richting zie ik in de al genoem de oorkonde van ca. 1205 voor de parochia nen van Brigdamme en een zekere Willem. Van de nieuwe kerk die zij mogen bouwen zegt de oorkonde niet waar hij zal worden gebouwd, er is geen sprake van een dorp, en alleen uit indirekte gegevens weten we dat het om de kerk van St.Laurens gaat. En dan wordt het in de oorkonde bovendien aan de parochianen van Brigdamme zelf overgelaten bij welke kerk zij willen be horen: bij de oude in Brigdamme of bij de nieuwe. Waarschijnlijk zal de keuze in de praktijk zijn bepaald door de grenzen van het ambacht van Willem, maar los daarvan lijkt de keuzevrijheid te wijzen op een ge bied met vooral verspreide bewoning. Het 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 68