4.rents& afb. 1. Detail van de kaart van Zuid-Beveland door Roman-Visscher, ca. 7655. het steer heeft, ondanks alle afbraak en vernieuwingen. De vraag of Baarsdorp werkelijk ooit een doip van enige betekenis was, dat in de loop der eeuwen zijn glorie verloor, was uitgangspunt voor een onderzoek. Ontstaan en vroege ontwikkeling Over het ontstaan van het dorp Baarsdorp is niets met zekerheid bekend. Er zijn geen geschreven bronnen of archeologische vond sten, die hierover uitsluitsel kunnen geven. Er kan wel een vrij logisch scenario opge steld worden. De oudst bekende vermelding van de naam Baarsdorp is in een oorkonde van oktober 1271, die door Petrus de Barsdorpe beze geld werd met een afbeelding van een ruiter te paard en een randschrift S'Pieter. Recent onderzoek naar het geslacht Baarsdorp, door de heer J. de Ruiter, maakt het waar schijnlijk, dat deze Pieter een broer Dankert had, die vóór 1271 is overleden. Dankerkt en Pieter waren ambachtsheren van Baars dorp. Hieruit valt af te leiden, dat de am bachtsheerlijkheid Baarsdoip zeker al in 1271 bestond, maar mogelijk nog niet zo erg lang, omdat het ambacht kennelijk nog niet sterk verdeeld was. Het is ook moeilijk voor te stellen, dat er geen enkele vermel ding van Baarsdorp zou zijn, als dit reeds lang een gevestigd ambacht geweest zou zijn. Sinoutskerke en 's-Heer Abtskerke worden reeds in een oorkonde van 1206/08 genoemd. Mogelijk is de vader van Dankert en Pieter de eerste ambachtsheer geweest, wat het ontstaan van het ambacht zou plaat sen in de eerste helft van de 13e eeuw. Er moet echter rekening mee worden gehou den, dat nieuwe vondsten dit beeld kunnen wijzigen. Vóór de stichting van de heerlijkheid kan Baarsdorp al geruime tijd als een gevestigde nederzetting hebben bestaan. Het 'dorp' in de naam moet misschien gezien worden in de middeleeuwse betekenis van 'hoeve'. Het 'Baars' of 'Baes' kan een persoonsnaam zijn, bijvoorbeeld afgeleid van Basilius, of anders de betekenis gehad hebben van 'waes', d.i. land dat bij laag water droog 22

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 80