schrandere inbreker was het niet, want in het doosje zat ook een papiertje met gouden munten, die hij op de mesthoop gooide Uit het document valt ook af te leiden, dat Baarsdorp een verbinding te water had met Goes, want Michiel had zijn buit op een 'kloetschute', d.i. een platboomde schuit, geladen en was naar Goes gevaren, waar hij overgestapt was op de marktschuit naar Ant weipen. Het Huis te Baarsdorp was in deze eeuw eigendom van leden van het geslacht Van de Waerde. Het is onwaarschijnlijk dat zij daar permanent woonden, want zij bezaten ook het huis 'De Torrenburgh' in Goes. Het huis in Baarsdorp diende misschien alleen als zomerverblijf en voor het houden an jachtpartijen. Het enige bewijs dat de ambachtsheerlijke familie soms op het slot verbleef, is te vinden in de rekeningen van het kramers- gilde te Goes. De koningin, d.i. Isabella, de gemalin van Karei V, bracht omstreeks 1547/48 een bezoek aan Goes. Er werden daarom voor de 'ommegang van de konin gin' en 'voor de maagd' kleren geleend bij Jvr. van de Waerde. Deze werden later naar Baarsdorp teruggebracht. De jonkvrouw, Jacomina van Duijvelant, vrouw van Bou wen van de Waerde, kreeg een doos suiker goed voor haar moeite. De reden van het koninklijk bezoek aan Goes is mij niet bekend. De molen werd in deze eeuw nog jaarlijks verpacht en werd in 1594 nog van een nieu we molensteen voorzien. Dit is een teken, dat er toen nog geen plannen tot opheffing waren. Het ambachtsheerlijke visrecht op het weel Ter Lucht en van de visloop van Baersdorp van Crijns hofstede tot de Bordere heule, werd eveneens jaarlijks verhuurd. Tegen het einde van de 16e eeuw is het eerste teken van aftakeling van Baarsdorp merkbaar. De Reformatie had zijn intrede gedaan en het kerkje werd buiten gebruik gesteld. De laatste pastoor, Jan Ottense, was vertrokken, maar kennelijk niet in een wilde vlucht, want in 1579 diende hij een verzoek om alimentatie in bij de Staten van Zeeland, vanwege het verlies van zijn ambt. Het is niet waarschijnlijk dat in Baarsdorp kort daarna hervormde diensten gehouden werden. Dit was wel het geval in 's-Heer Arendskerke, waar omstreeks 1580 een gereformeerde gemeente gesticht was en in 1583 de eerste predikant werd aangesteld. Dit was Franchois Vertrecht, die van Mer- ris in Vlaanderen afkomstig was en moge lijk een zoon was van Gillis Vertrecht, landman te Merris, die in 1568 om zijn geloof onthoofd werd. 's-Heer Arendskerke was hiermee duidelijk een hervormd centrum geworden. In het oudste doopboek van 's-Heer Arendskerke, dat ca. 1583 begonnen is, staan ook kinde ren ingeschreven, die te Wissekerke, Baars dorp en 's-Heer Hendrikskinderen geboren waren. Op de oudste lijsten van lidmaten en avondmaalsgangers staan reeds enkele Baarsdorpers. Baarsdorp was nu kerkelijk afhankelijk geworden van 's-Heer Arendskerke. Dit zou altijd zo blijven, want Baarsdorp heeft zich nooit een eigen predikant kunnen permit teren. Zij droegen wel bij aan het salaris van de predikant van 's-Heer Arendskerke, maar het is niet duidelijk of dit voor dien sten in Baarsdorp bestemd was. Het kerkje van Baarsdorp zal niet geheel buiten ge bruik gesteld zijn. Het kan zijn, dat er nog wel dopen of huwelijksinzegeningen plaats vonden. Er werd zeker nog tot diep in de 18e eeuw in begraven. De kerk van Baarsdorp behield de ad ministratie van de pachten van het land van de kerk en de diaconie en van andere in komsten tot in het midden van de 19e eeuw, toen de officiële samenvoeging van beide kerken plaatsvond. De rekeningen van kerk en diaconie zijn vanaf het midden van de 17e eeuw goed bewaard gebleven. Baarsdoip schijnt geen eigen kerkeraad gehad te hebben. Er zijn in elk geval geen notulen van een consistorie gevonden. Baarsdorpers hadden wel van het begin af aan een stem in de kerkeraad van 's-Heer Arendskerke. De eerste was Philips Gillisz Mersant, een vluchteling uit Mannekens- werve in Vlaanderen, die als inwoner van Baarsdorp in 1589 ouderling van 's-Heer Arendskerke werd. De laatste was Hendrik Wondergem, waarvan in 1860 geschreven werd: 'dat hij altijd Baarsdorp vertegen woordigd had'. Het verlies van hun eigen kerk was het eerste duidelijke teken van verval.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 84