kon worden opgemalen. Het maximum van de schepradwatermolen is 1,5 m. Bij laatstgenoemde stand zal het water de huizen aan de Vijf Zinnen zijn ingelopen. Er bleek toen dat de uitwatering werd belemmerd door onder andere de zeesluis bij de haven. Deze is toen verbeterd. De landbouw stelde echter steeds hogere eisen en te hoge polderwaterstanden door zware regenval bij windstilte en korte sluisgang kwamen te vaak voor. De grote regenval in april 1903 was voor de ingelanden aanleiding om opnieuw plannen te laten maken voor verbetering van de bemaling. Men berekende toen dat de poldermolen bij 16 omwentelingen van de bovenas (64 enden) en 7 omwentelingen van het scheprad met een diameter van 4,50 m en een opvoerhoogte van 90 cm, 46 m^ water per minuut in de boezem bracht. Dit kwam overeen met een stoommachine van 16 pk. Motorgemaal In 1909 was de wateroverlast zo erg dat er bij wijze van uitzondering op zondag moest worden gemalen. In 1910 is toen een zuiggasmotor van 43 pk in de molen geplaatst die het scheprad kon aandrijven. Het was het eerste motorgemaal op het eiland Tholen dat op uit steenkool bereid generatorgas draaide. (Het jaar daarvoor waren ook in de beide windkorenmolens te St.- Maartensdijk motoren geplaatst.) Op 15 meter afstand van de molen werd het huis van de molenaar gebouwd (thans Stenen Pad 1) die zijn woning in de molen moest ontruimen. In 1916 zal aan dit huis een schuur zijn gebouwd voor het landbouwbedrijfje van de machinist-molenaar. Het plaatsen van de motor had voor de molenaar nog andere gevolgen. K.J. de Fouw, die bijna 60 jaar was, voelde zich te oud om zich te bekwa men als machinist. Later komt hij hierop terug en wil hij het gemaal met zijn zoon gaan bedienen die daar vermoedelijk niet veel voor voelde. Na nogal wat moeilijkheden die voort vloeiden uit gederfde inkomsten uit de palingvangst gaat hij in 1912 met pensioen. Ph.J. de Potter uit Tholen volgt hem als machinist en molenaar op. Deze mag echter niet meer vissen in verband met de belemmering van de waterafvoer door het vistuig. Bij zware regenval in 1919 bleek de capa citeit van de molen echter niet vol doende en hoewel het malen op zondag al eerder ter sprake was gebracht voelde een deel van de ingelanden hier niet voor. Dit is een van de re denen geweest om een gemaal bij de zeesluis aan het eind van de Oostvest te bouwen. Dit dieselgemaal met twee motoren van ieder 60 EPK die twee centrifugaalpompen aandreven, maakte de windmolen overbodig. Deze werd met de hierin geplaatste motor in 1921 voor afbraak verkocht en het jaar daarop gesloopt. Alleen de gedenk steen is bewaard gebleven. Ook de ongeveer 8 ha grote boezem werd verkocht. De opbrengst werd gebruikt voor het financieren van het nieuwe gemaal dat in maart 1922 proef kon malen. De capaciteit was 62 bij een opvoerhoogte van 2,50 m. Dit gemaal werd overbodig door de slui ting van de Pluimpot in 1957 en het verleggen van de afwatering tijdens de herverkaveling naar het gemaal De Noord. Tijdens deze herverkaveling verdwenen ook de boezemkaden en werd de brede watergang tussen Het Stenen Pad en St.-Maartensdijk evenals de Oostvest gedempt. Bronnen: Archief waterschap Poortvliet - Resoluties, notulen, rekeningen, inv. nr. 24. Archief waterschap St-Maartensdijk - Resolu ties, notulen, rekeningen, inv. nr. 3, 369 en 373. M.P. de Bruin en T. Kannegieter, Zeeland bij Gaslicht. 1974. A. Hollestelle, Geschied- en waterstaatkundige beschrijving van de waterschappen en polders in het eiland Tholen. 1915. Ierseksche en Thoolsche courant, 2 april 1887. MHWilderomTussen afsluitdammen en del- tadijken, deel 2: Noord- Zeeland. 1964 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 10