collega-gedeputeerde Overhoff een
motie in betreffende de samenvoeging
van kleine polders en waterschappen
tot grote waterschappen. Gedeputeer
de Staten wilden wel hun "volle aan
dacht" aan samenvoeging "wijden",
"indien de wenschelijkheid van ver-
eeniging van polders zich openbaart".
Met andere woorden, prima als initia
tieven voor concentratie door de pol
ders en waterschappen zelf worden
genomen, en die zullen we dan onder
steunen, maar zelf zullen we geen
actieve politiek ten aanzien van pol
derconcentratie voeren. Het grote
struikelblok bij vereniging van kleine
polders vormde de vaststelling van
een lastenverdeling, die voor alle
partijen aanvaardbaar zou zijn. De
motie-Overhoff werd niet aangenomen,
ook gedeputeerde Dieleman stemde
tegen. Misschien vond ook hij dat het
voorstel van Overhoff te verregaande
consequenties had.
In 1924 heeft het college van Gede
puteerde Staten zich tot de Zeeuwsche
Polder- en Waterschapsbond gewend
om advies inzake het bevorderen van
afwateringswaterschappen in m.n.
Schouwen en Oost Zeeuws-Vlaanderen
U raadt natuurlijk al wie de voorzitter
van deze adviescommissie werd, juist,
Dieleman! Deze adviescommissie werd
weer in sub-commissies onderver
deeld, en Dieleman nam in de sub
commissie voor Zeeuws-Vlaanderen
plaats. In 1927 bracht deze "commis
sie" een rapport uit. Inzake het ge
bied Oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen
ten oosten van het Kanaal Gent-Ter-
neuzen bracht de commissie het advies
uit om "de noodige stappen te willen
doen ten einde te geraken tot het
oprichten van een afwateringswater
schap voor deze gebieden" 6. Conform
dit advies van de bond wordt in 1933
het uitwateringswaterschap "Hulster
en Axelerambacht" opgericht. In
datzelfde jaar worden de polders Oud
en Nieuw-Noord-Beveland verenigd.
Het voorstel van het Statenlid De
Jonge om alle polders op Noord-
Beveland te fuseren tot één
waterschap wordt afgewezen.
Nu neem ik een aanloopje tot het
"keerpunt in de geschiedenis van het
Zeeuws polderwezen". Dit zijn niet
mijn woorden, maar die van Dieleman,
namelijk de totstandkoming van het
waterschap "Het Vrije van SLuis".
Reeds in 1934 droegen Gedeputeerde
Staten Dieleman op een vooronderzoek
te starten naar de mogelijkheid van
waterschapsconcentratie in Zeeland.
Vier jaar later namen Gedeputeerde
Staten het voorstel van de commissie
Dieleman over om het heemraadschap
"het Vrije van Sluis" op te richten.
Er bestond echter in de Provinciale
Staten zoveel weerstand tegen deze
beslissing, dat er bestuurders eigen,
weer een commissie werd opgericht om
de waterschapsconcentratie in wes
telijk Zeeuws-Vlaanderen te onder
zoeken. Het wordt een eentonig ver
haal; Dieleman bekleedde wederom het
voorzitterschap
De geschiedenis neemt nu een plotse
linge wending. Na de inval van de
Duitsers in mei 1940 nam Dieleman
tijdens de afwezigheid van de Com
missaris van de Koningin Quarles van
Ufford de functie van Commissaris
waar. Quarles van Ufford werd in
september van dat jaar van zijn func
tie ontheven en Dieleman werd opge
dragen het ambt voorlopig waar te
nemen. Dieleman was op dat moment
reeds 67 jaar oud. Nog voor de uit
schakeling van de Provinciale Staten
in de zomer van 1941 werd het voor
stel van Gedeputeerde Staten, lees
Dieleman, in stemming gebracht om de
76 polders en waterschappen van
westelijk Zeeuws-Vlaanderen te vere
nigen en het waterschap "Het Vrije
van Sluis" op te richten. Volgens een
van de tegenstanders van het
voorstel, de heer Erasmus, was on
geveer 95% van de ingelanden van het
betrokken gebied zelf tegen de fusie.
Hij stelde dan ook voor om het
voorstel aan te houden tot "normale"
tijden zouden aanbreken, Met 22
stemmem voor en 12 tegen werd
echter het waterschap "Het Vrije van
Sluis" een feit. Dieleman hield bij de
installatie van het dagelijks bestuur
19