van het Vrije van Sluis op 23 sep tember 1941 een rede. Tijdens de re de benadrukte hij dat "de vereen- iging, de samenvoeging van krachten altijd een vooruitgang is als ze onder bevoegde en bekwame leiding aange wend wordt tot het voordeel van het algemeen" De oprichting van "Het Vrije van Sluis" vormde slechts het begin van Dielemans verdere plannen op dit ge bied. In de jaarvergadering van de Zeeuwsche Polder- en Waterschaps- bond van 18 juli 1942 ontvouwde Die- leman zijn toekomstbeelden. "Binnen afzienbare tijd zullen weer belangrijke feiten in het polderwezen verwezen lijkt worden. In Schouwen, Noord- Beveland en Tholen zullen samenvoe ging van polders tot stand komen, terwijl in Westelijk Zeeuwsch-Vlaan- deren Het Vrije-van-Sluis zal worden afgerond door de toevoeging van en kele internationale en calamiteuze polders". Een jaar later, in 1943, stelde hij zelfs dat het zelfstandig blijven van kleine poldergemeenschap pen een belemmering was voor de wel vaart van de provincie. Niet alleen zullen de woorden van Dieleman kwaad bloed hebben gezet bij de besturen van de betrokken polders en water schappen, maar ook de besluitvorming in deze jaren is bepaald niet demo cratisch te noemen. In een bestuurs vergadering van de bond op 29 juni 1943 beklaagde bestuurslid Wisse zich "over de wijze waarop het verenigen van polders plaats vindt. De besturen zijn overal buiten gehouden. Algemeen is men zeer ontstemd over deze wijze van handelen. Men klaagt er over, Noten: 1. L.W. de Bree, Zeeland 1940-1945, deel I (Mid delburg, 1979) blz. 206. 2Gedrukte notulen Provinciale Staten 1906, bijlage 42d. 3. RAZ, Zeeuwse Waterschapsbondinv. nr. 20. 4. RAZ, Zeeuwse Waterschapsbond, inv. nr. 42, 5. Gedrukte notulen Provinciale Staten 1921, blz. dat als de polderbesturen gehoord worden, de zaken reeds lang in kan nen en kruiken zijn" 7 Het verder verloop van de Tweede Wereldoorlog heeft de realisering van meer polderconcentraties verhinderd. Dieleman schrijft na de watersnood ramp van 1953 in de Zeeuwsche polder "Het is opmerkelijk, dat de door de oorlog onderbroken richting, welke de Staten van Zeeland op dit gebied reeds medio de dertiger jaren aan gaven, niet is vervolgd en het parti cularisme op dit gebied weder het gewonnen schijnt te hebben"8. We derom kan hij het zelfs na al deze jaren niet nalaten te pleiten voor pol derconcentratie. Dieleman zelf had na de bevrijding zijn bestuursfuncties neer moeten leggen en was buiten de provincie Zeeland gaan wonen. Ik hoop met deze kleine uiteenzetting de rol van Dieleman en zijn invloed op de polderconcentratie te Zeeland wat te hebben verduidelijkt. Wat me zelf bij dit onderwerp steed heeft geïntrigeerd is het feit, dat Dieleman door de jaren heen steeds meer in vloed wist te verwerven om zijn ide alen te realiseren. Of de manier waar op hij zijn invloed wist te gebruiken vooral in de oorlogsjaren een juiste was, laat ik in het midden. Feit is dat het ideaal dat hem reeds voor ogen stond in 1906, als beleid werd geaccepteerd na de watersnoodramp in 1953. Tot slot rest mij nog te ver tellen dat ik een groot deel van de informatie voor deze lezing heb ont leend aan het proefschrift van Gallé "Beveiligd Bestaan" 9. 154-155. 6. RAZ, Zeeuwse Waterschapsbond, inv. nr. 37, nr. 45. 7. RAZ, Zeeuwse Waterschapsbond, inv. nr. 3. 8. De Zeeuwsche Polder, 1954, blz. 13. 9. Mr. P.H. Gallé, Beveiligd bestaan (Delft, 1963). 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 22