Lede ligt nabij Aalst). Tussen beide bestratingen lag een laag zwarte grond die in 1757 op het circa 2,2 m brede oude straatje met diep uit gesleten wielsporen zal zijn geworpen. De bouw van de molen De bouw van de Vierpolremolen werd op 20 juni 1757 te Dordrecht aanbe steed voor 10.300,- door de gebroe ders Mathijs en Jan van den Bosch uit Schipluiden bij Delft, die respec tievelijk timmerman en metselaar wa ren. Uit het nog aanwezige bestek blijkt dat de stenen molenromp op 150 heipalen van bijna 6 meter werd gebouwd en dat de woning van de molenaar in de romp was opgenoemen. Deze woning bestond uit een kelder, woonkeuken, bottelarij (bijkeuken) en bovenkamer. Op deze laatste kamer sliep het hele gezin. Verder is uit het bestek op te maken dat de diameter van de romp op maaiveldhoogte 30 voet (ruim 9 m) was en dat de kap op 46 rollen draaide. Om de wieken tot stilstand te brengen werd er een Vlaamse- of blokvang in aangebracht van wilgehout. Het scheprad kreeg een diameter van 5,70 m. Dit houten scheprad is vermoedelijk in 1866 vervangen door een metalen rad met een diameter van 4,50 m. De vlucht van deze molen is uit het be stek niet op te maken. Hoewel Zeeland bij Gaslicht 93 en 92 voet als lengte van respectievelijk de binnen- en bui tenroede aangeeft, was deze vermoe delijk 26 meter dus ongeveer 10 voet minder. De bouw is zeer voorspoedig gegaan want op 28 juli 1757 kon de gedenksteen door gezworene M. Men- heere worden ingemetseld en in ok tober zal de molen gereed zijn geko men. Bij een oplevering voor 1 okto ber zou 450,- premie worden be taald. Aan het eind van die maand werd watermolenaar Pieter van Blync- ke benoemd die voor 150,- zowel overdag als 's nachts zou moeten ma len wanneer dit nodig mocht blijken behalve een geldelijke beloning was er een beloning in natura, vrij wonen en gebruik van 60 roeden tuingrond alsmede het vis recht. Van 1787 - 1912 waren res pectievelijk Cornelis, Marinus en Ka- rel Joannes de Fouw watermolenaar. Palingvisserij Het visrecht was vaak een zeer be langrijke bijverdienste. Volgens Bic ker Caarten in Met de kuierstok langs de molens werd de paling vooral gevangen wanneer het weer ruw was en er tevoren veel regen in de polder was gevallen. De vangst begon om 8 uur en wanneer er een uur later nog niets was gevangen wist de molenaar dat het die avond nietszou worden. In het holst van de nacht, wanneer er geen maanlicht was, werd het meest gevangen. In Zeeland bij Gaslicht is vermeld dat de watermolenaar van St-Maartensdijk rond de eeuwwisseling op goede dagen 300 tot 600 pond paling per dag ving en dat deze met hondekarren in Tho- len, Bergen op Zoom en zelfs in Ant werpen werd uitgevent. Kort voor 1900 werd de paling met een hit en kar naar de vismarkt te Bergen op Zoom gebracht. De tocht begon reeds om 2 uur 's morgens omdat de paling niet in de zon mocht liggen. Nadat de watermolen met een motor was uit gerust in 1910, nam de palingvangst echter af. Verbetering van de uitwatering Nadat de wind-watermolen ruim een eeuw aan de verwachtingen had vol daan werd in 1869 door de ingelanden een commissie benoemd om te onder zoeken in hoeverre een stoomgemaal minder uitgaven zou eisen en doel matiger zou zijn. Men liet het bij het oude. In 1881 kwam opnieuw de ver betering van de uitwatering ter spra ke. Er zijn toen berekeningen ge maakt waaruit bleek dat de opvoerca- paciteit van de molen, tussen de 60.000 en 73.000 m® per etmaal, vol doende was. De molen maalde toen tot -1,36 m Ap, terwijl de boezemkaden opmaling toelieten tot -0,23 m, dat wil zeggen dat het water ruim een meter 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 9