MEDEDELINGEN VAN DE ZEEUWSCHE VEREENIGING VOOR DIALECTONDERZOEK
In memoriam
Weer moeten we het heengaan melden
van één onzer leden-medewerkers, die
geruime tijd zeer nauw met het
dialectonderzoek van de Vereeniging
was verbonden. Op 14 december 1989
is op 81-jarige leeftijd overleden te
Veldhoven de heer J.L. Eggermont.
Toen hij als gepensioneerd school
hoofd in Rijswijk woonde is hij on
telbare malen, samen met zijn echt
genote, naar zijn geliefde Oost
Zeeuwsch-Vlaanderen gereisd, naar de
streek waar hij geboren en getogen
was, om informatie in te winnen in de
diverse grensplaatsen, en om dan op
de terugreis op het secretariaat alles
te bespreken, als mede-auteur van
het regioboek Dialect in Oost
Zeeuwsch-Vlaanderen 2. De heer
Eggermont had toen al enige streek
romans op zijn naam staan en maakte
zich later nog extra verdienstelijk
door voor het toneel te schrijven in
zijn streektaal. Wij kunnen de beste
herinneringen bewaren aan zijn bij
zondere ijver en zijn grote liefde voor
zijn dialect.
Algemeen
In dank ontvingen we op het secre
tariaat weer heel wat brieven, niet
alleen met goede wensen voor de
voortzetting van het werk, maar ook
met daadwerkelijke hulp bij het dia
lectonderzoek.
Regionale opmerkingen
Zo schreef ons bestuurslid voor Goe-
ree-Overflakkeedhr. A. Wagner,
o.a. over het op zijn eiland veel
voorkomend gebruik van verklein
woorden, vooral waar het kleding
stukken betreft. In de regel zal er
geen lidwoord aan het verkleinwoord
voorafgaanHie liep op kousje deur
d'n tuun. Nee, op klompje. Oh, ik
docht van op sokje. Je mot nie op
schoentje deur de slik laope. Gae j'in
korte broekje, en in boesje (shirt
blouse, sporthemd)? Daarentegen ho
ren we het lidwoord wel in: hie staet
in 'toverhemmetje en in 't onderbroek
je. Is hier de klinker oorzaak? Maar
hie kan ook in't vesje stae (van een
driedelig kostuum)! Zonder lidwoord
is dan weer de uitdrukking: Die jon
gen riejt loshandje en ook: Lapp j'op
blóó póótje?
Graag zullen we vernemen of ook el
ders in de Zeeuwse dialectgebieden
soortgelijke gezegdes bekend zijn,
naast algemeen Nederlandse als: uit 't
vuistje eten enin zijn vuistje la
chen
Dhr. J. van 't Veer (Bzl) komt nog
eens terug op het woord meutele(n)
zie Neh. 76 blz. 44, omdat hij tot zijn
verrassing in een plaatselijk blad van
het Brabantse Waalre, waar hij nu
woont, een artikel aantreft, waarin
dit woord ook onder de aandacht
wordt gebracht. Opvallend was voor
hem, dat men in het Kempisch dialect
meutelen ook gebruikt, als hout door
houtworm wordt aangetast - evenals
hij dat kende van Zuid-Beveland.
Daarnaast komt het er voor in ver
band met het "jongen" van kat of
hond, en een koe kan - vóór het kal
ven - enige tijd liggen meutelen
Dhr. Van 't Veer meent dat het in
Zeeland in die betekenis nooit
gebruikt wordt. Wel kent hij van
Biezelinge: De koeie eid a erbeid, of
z'ei vurloapug nog weinug erbeid,
wanneer men de weeën bedoelt.
Tenslotte herinnert hij er aan, dat
men in Zeeland meer het woord mieter
gebruikt dan outwurm. Is dat overal
in elke regio zo? Als een meubelstuk
door houtworm aangetast is, zegt men
dan: de stoel mietert of vermietert?
Dhr. J.J. Sinke (Ril) meent dat de
toelichting bij vraag 12 van de vra
genlijst niet juist is ."Tónden maete,
tènden held: betalen als de bestelde
hoeveelheid is geleverd". Er is, zegt
dhr. Sinke, geen bepaalde hoeveel
heid gekocht, maar de opbrengst van
een bepaald stuk land. Als de aard-