POLDERMOLENS OP THOLEN
door
J.P.B. Zuurdeeg
Zeeland staat bekend als een provincie met uitsluitend korenmo
lens. In het verleden lag deze situatie anders. Hoewel het aantal
niet groot was stonden er onder andere bij Middelburg indus
triemolens en elders in de provincie enige poldermolens.
In het Zeeuws deltagebied lagen de
polders in het algemeen ruim boven
het laagwaterpeil, waardoor natuur
lijke uitwatering mogelijk was via
spuisluizen. Toch stonden grote delen
tot diep in het voorjaar onder water.
De bouw van stoomgemalen rond 1900
heeft hier een eind aan gemaakt. Al
eerder heeft men gepoogd het opper
vlaktewater met behulp van door wind
aangedreven watermolens te lozen. Zo
stonden er in de eerste helft van de
18de eeuw een drietal poldermolens op
Schouwen. In 1845 werd nog een
nieuwe poldermolen nabij Moriaans-
hoofd tussen Kerkwerve en Seroos-
kerke alsmede bij Boschkapelle in
Zeeuws-Vlaanderen gebouwd. Op het
eiland Tholen werden in het midden
van de 18de eeuw twee
schepradmolens gebouwd in de
waterschappen Poortvliet en St.-
Maartensdijk.
Wateroverlast te Poortvliet
Het waterschap Poortvliet kampte in
de 17de en 18de eeuw met een slechte
uitwatering door de lage ligging en
uitgestrektheid van de Weihoek ten
noorden van het dorp Poortvliet. In
1699 en 1700 bouwde men aan de
noordkant van het waterschap een
nieuwe sluis en groef men een kil
naar de Krabbenkreek. Reeds spoedig
bleek dat deze niet voldeed en poogde
men de uitwatering naar de zuidzijde
op de Oosterschelde te verbeteren,
doch ook dit lukte niet. De lage
gronden, de naam Weihoek duidt hier
al op, stonden 's winters vele
maanden diep onder water en zelfs
hoger gelegen landen hadden van het
water te lijden. In 1751 besloten de
hoofdingelanden onder leiding van
dijkgraaf Martinus Gaaswijck met een
kleine meerderheid van stemmen aan
de noordzijde een watermolen te
stichten. Een aantal van hen
protesteerde echter fel tegen het plan
en noemde het pure nieuwigheid. Men
poogde de tegenstemmers te
overtuigen en nodigde Gerrit van de
Wercke, molenmaker te Alblasserdam
uit voor de volgende vergadering van
ingelanden om de plannen toe te
lichten. Hoe ernstig de toestand was
bleek dat jaar bij een nieuwe peiling
toen de sluisdeuren zelfs bij laag
water niet open konden omdat het
buitenwater in de dichtgeslibde
sluiskil 37 cm hoger stond dan in de
polder. Uiteindelijk werd in 1752
besloten het plan uit te voeren en in
Priestermeet aan de Kromme
Watergang een stenen poldermolen te
bouwen (ten oosten van de Pries-
termeetweg, ongeveer 400 meter van
de huidige provinciale weg St.-Anna-
land - Oud Vossemeer). Tussen de
sluis en de molen zou een ruime boe
zem worden aangelegd. In totaal had
men ruim 47 gemet (18 ha) grond no
dig voor de uitvoering van het plan.
Bouw van de poldermolen in Pries
termeet
Op 25 april 1752 vond te Dordrecht
de aanbesteding plaats. Het houtwerk
en metselwerk vormden twee afzonder
lijke delen. Alleen voor het houtwerk
werden aannemers gevonden. Het wa
ren Jan Bouwmeesters, Huybert en
Jacob de Ridder. De molen werd ge
bouwd naar het ontwerp van de reeds
eerder genoemde Gerrit van de Wer
cke, onder toezicht van Ferdinandus
2