nae 't volluk op 't land in 'n booter-
'amkurfjeVolgens dhr. Geuze ZB (Ha)
nam men 't bróód mee in 'n stuut-
maele.
3. "Broodplankjes kenden we niet
op ZB," schrijft dhr. Geuze: "We
aten ons brood van het tafelzeiltje,
pas na de oorlog gingen we bordjes
gebruiken om het zeiltje te sparen,
waar vaak in gesneden werd."
Bij de fam. Janse W (Dob) stienge
de booter'amplankjes in de spinde
en laehe de messen, vurken en leepels
in de taefelschuuve.
Dhr. J.van 't Veer ZB (Bzl) schrijft
dat volgens zijn mening de boodschap-
dóóze al vele jaren eerder in gebruik
was dan de bróódtrommel. Hij schrijft:
"Zoals in meerdere gezinnen had ook
mijn grootmoeder zo'n trommel in ge
bruik voor het goed bewaren van de
kruidenierswaren (bóóschappen) en
de zoete koeke (ontbijtkoek)Deze
trommel stond in de spinne, was on
geveer 30 cm hoog en had een gewelfd
klapdeksel met een overslagsluiting.
Het voorkwam, dat vliegen, mieren
of wespen bij de etenswaren konden
komen. Het woord bróódlohhe is mij
onbekend. Het bróód lag doorgaans
op de bróódscheutel.
In 't schuurkot, stookkot (zie Neh.
aflevering 72, blz. 39 en 40.)
1. Stamptunne W; wastobbe NB; T.
Kwam niet voor op ZB (dhr. Geuze
ZB (Ha)).
2. Stamp'out W; wastestamper ZB;
stamper NB; T.
3. Stampzuug W; wasklokke ZB; NB;
T. Dhr. J. van 't Veer ZB (Bzl)
schrijft ons: "Het op blz. 39 onder
3 afgebeelde voorwerpdat in Walche
ren kennelijk 'stampzuug werd ge
noemd, ken ik ook uit mijn jongens
jaren. Het werd mij op de wasdag
menigmaal aangereikt. Deze mini-wasma-
chine, gemaakt van plaatkoper, werd
in Zuid-Beveland destijds zowel de
stamper als de klokke genoemd. De
laatste benaming uiteraard omdat de
vorm aan een luidklok deed denken.
Doordat bij gebruik het binnenwerk
iets verend werd ingedrukt, onderging
het wasgoed in de wasteil een zuigende
behandeling, wat het effekt bevorderde.
Goed, dat dhr. Labruyère dit "hand
zame" apparaat nog eens te voor
schijn haalde. Zelfs bij slordig gebruik
was kortsluiting uitgesloten."
6. Waskuip W; wastêêle ZB (Bzl);
wasbekken ZB; NB; T.
8. Waskookketel W; stomer ZB; T.
15. Trechter W; NB; trachter ZB;
T.
Paerestal
1. Hroepe W; hoote NB. Op ZB hadden
de oude stallen geen groep; de paar
den stonden tot bijna tegen de wêêg
(dhr. Geuze ZB (Ha)).
2. Paerehangk W; plesse T. dhr. De
Looff NB (Kg) schrijft ons, dat hij
voor de aangegeven straat geen naam
kent. "De paerehangk was bij ons
niet in de paerestal, maar ervóór.
Vanuit de paerehangk werden de paarden
gevoederd." NB.
4. Lienden W; lienen ZB; NB; liengen
T.
4a. Warrel W; wartel of knippen T
Svn)
5. Paeredilt W; paerezolder NB.
7. Draegkussen W; draegkossen ZB;
NB zael T (Ovm)
Dhr. P.W.C. van Westen T (Ovm)
schrijft: "Men had 2 soorten zaels:
't kleine zaeltje werd gebruikt voor
lichte werkzaamheden zoals het werken
met de rolblok of de hooihark.'t Grote
zael, ook wel genoemd het Braebantse
zael, werd gebruikt voor zwaarder
werk zoals b.v. voor de Thoolse boe
renkar.
10. Lantier'out W; bulle ZB (Ha);
slagboom ZB (Ktg)NB.
11. Paererenne W; ZB; plokke ZB;
NB; ristêêl ZB; kastéél T.
12. Paerebak W; Kribbe ZB (Ha); NB;
T.
13. 'Alster W; elder ZB; T; paerebohe
NB.
14 Bocht W bocht ZB bed T
mevr. J. Klaaysen-Hoste ZVW schrijft:
"De bocht is bij ons de mestvaalt."
De Zuidbevelandse stallen hadden de
deuren niet op het eind, maar in de
lange gevel achter de paarden. Op
de oudere boerderijen was geen gang
achter de paarden. Als het een houten
33