Mocht hij aan belangenverstrengeling denken: volgens artikel 15 van zijn instructie zou hij hiervoor "rigoureu- selijk" worden gestraft. Browns werkterrein strekte zich uit over het gebied van het tegenwoordi ge Brits Guyana. De verbindingen met de plantages werden onderhouden door schipper Moens met de poonschuit "Den Atlas". Dit scheepje was eigen dom van de Sociëteit ter Navigatie en vervoerde goederen van en naar de plantages langs de Essequebo en de Demerary. Het leven op de plantages De omstandigheden waarin de planters leefden waren slecht. Door de crisis op de Amsterdamse beurs liepen de kredietverlening en het aantal planta geleningen snel terug. Brown beschreef de redenen die had den geleid tot deze beklagenswaardige toestand aldus: "Eerst door dien er geen crediet meer is in den Vaderlan- de. Ten tweede door de trouble in Noordamerica waardoor provisie voor slaven schaars en duur werden, ten derden door het bedroeft saisoen dat wij nu zo lang gehad hebben waardoor weijnig recolle is geweest en eijnde- lijk omdat de Noord Americaanen geen molassen nog rum, maar alleen wissel brieven in betaling voor hun aange- bragte provisie willen nemen" 2®. Bovendien waren door langdurige re gen veel bananen en cassaves verrot en of dat niet genoeg was: de vis vangst bleef ook al uit. In Zeeland bleek het al niet beter te zijn. James Turing te Middelburg deed melding van de neergaande handel: "The Rebellion in America puts a stop to all the Irish trade. Also the tobaco rice wich used to be consi- O 1 derable many other branches De Westindische plantages konden slechts bestaan door gebruik te maken van de slavenarbeid. De driehoeks- handel zorgde voor de aanvoer: met Europese waar werden in de Afrikaanse kustgebieden van Angola en Guinea slaven gekocht, die vervoerd werden naar Amerika voor de bewerking van de suikerplantages; hierna werd suiker naar de Republiek vervoerd. Eenmaal in Essequebo aangekomen werden de slaven op het fort "Zeelandia" ver kocht. Op 24 april 1775 werd hier een vendu gehouden van Angolese slaven, aangebracht met het schip "d'Aurora". Een aantal van 3 mannen, 12 vrouwen, 78 jongens en 66 meisjes werden bij opbod verkocht. De totale opbrengst voor kapitein Bakker in dienst van de Middelburgse Commercie Compagnie was 45928,— 22. Op de plantages werd door een kleine groep blanken een grote groep slaven in bedwang gehouden. De planter werd hierin bijgestaan door een of meer "blanke-officieren"Het aantal planters uit de Republiek werd overtroffen door die uit Engeland, Schotland, Duitsland en Zwitserland. Toen Brown een tuinier voor zijn plantage zocht, vroeg hij Gregorie om "onder de boeren een jon geling van 18 a 20 jaaren te vinden die wat van het kruijdenierswerk ver stond (het broeijen is hier niet nodig) die met de ploeg kan omgaan en ook wat te maijen, die zou ik ook wel 20 99 gulden per maand willen geven" Om een plantage rendabel te exploite ren moesten circa 100 tot 200 slaven ingeschakeld worden. Op de plantage "1'Alliance" te Demerary, eigendom van Jan Willem Boddaert, werkten 121 sla ven 2^. Enkelen werden als leider aangesteld, de zogenaamde bombaas, anderen wer den als veldwerkers of ambachtslieden ingezet. Door dit bevoorrechtingssysteem kon grotendeels worden vermeden dat grote opstanden uitbraken. Hoewel het harde omstandigheden waren waar onder de slaven werkten, kon de plan ter zich niet veroorloven hen tot ster ven toe uit te putten. Dit zou voor hem groot kapitaalverlies betekenen. De prijzen voor slaven op Boddaerts plantage varieerden tussen de 150 gul den voor een meisje, en 1000 gulden voor een man. Gegevens over hun ge zondheid kunnen worden gevonden in een rekening van chirurgijn Zimmer man voor praktijk, visites en medi cijnen ten behoeve van de slaven op 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 10