Op 6 oktober 1779 ligt Adriaan op bed, "erstellend" van een zware ziek te. Eindelijk doet zich weer eens een gelegenheid voor zijn vrouw te schrij ven. Hij laat haar weten "weeder tot de poort des doods" te zijn geweest, "dog het heeft den Hemel behaagt, na onlijdelijke pijnen uit gestaan te hebben weeder zo verre te erstellen dat ik uitgezondert het schrijven mijn zaken waar kan neemen". In deze echtelijke brief maken we kennis met Brown junior. Vader laat moeder weten dat hij te Essequebo is gearriveerd "ten tijden als ik bij d'heer Croydon ziek lag, hij was hier zonder iets hoe genaamd uit te voeren ses maanden lang voor mijn vertrek na Barbados en die laatste ses maanden van mijn absentie heeft hij niets uitgezegt als loopen lantefanten en het heertje te speelen bij een parthij gemeene lieden daar zijn haan koning kan kraaijen. Met een woord na dat hij in die korten tijd meer verkwist heeft dan ik in twee jaaren kan inwinnen. Zo bevind ik hem te zijn een ongelukkigst, on- bedagtigst, lustelooste en om niets slimmer te zeggen een aller onkun- digste jonkman die tot niets bekwaam is en zo als ik vreeze tot niets be kwaam zal worden. Hij weet zelfs niet wat hij wilt want hij is zekerlijk geen qaartier van een en dezelfde ge- dagten, altijd absent, verstrooijt en verwart van sinnen. Nu wil hij planter worden het welk waarlijk het eenigste voor hem is, dog daar toe wordt ver- eijst (schoon geen verstand)arbeid zaamheid, oplettendheijden besten digheid, het is hier over al bekent dat hij geene van deeze drie hoedanig- heeden bezit en om die reeden is het dat niemand mijner vrinden hem op hun plantagie willen hebben. Ik zal hem egter probeeren bij een vreemden maar vreeze hem binnen twee maanden als een onnuttig schepsel weeder 't huijs zal gezonden worden en zo hij en ik dat ongeluk moet ondergaan dan blijft er voor hem niets over dan hem tot uwent te zenden of zelvste brengen om hem als voor soldaat na de Oost te zenden." De teleurgestelde vader besluit zijn brief met de zin "Mijn zwakheijd en droefheijd laat mij niet toe meer te schrijven" 34 Vader Brown heeft veel met zijn zoon te stellen. Bij het snuffelen in vaders secretaire had hij een pakje arsenicum gevonden. Brown gebruikte dit om "ootluisen" te doden. De onbenul had het aangezien voor haarpoeder en "ging zig daar meede het hoofd poejere, en had de voorzienigheijd het so niet ge- redigeert dat hij door gebrek van po- mado een gansche smeerkaars heeft gebruikt om het hooft te smeeren waar door de vergiftigde punten van de arzenicum hunne fatale uitwerking zijn verhindert geworden of anders had hij waarschijnlijk het met den doot moeten bekoopen" 35 Terug naar patria Browns gezondheid had veel te lijden tijdens zijn verblijf in de tropische regenwouden van Zuid-Amerika. Voor herstel van zijn "swaare en langduu- rige ziekten" verbleef hij in 1779 enige tijd op het eiland Barbados. Toen dit niet baatte restte hem slechts een verzoek te richten aan de Heren X, bewindhebbers van de.WIC te Amsterdam. Hij deelde hen mee dat hij "meermaalen aan swaare, pijnlijke en gevaarlijke ziekten heeft gelabou- reert, zodanige dat hij in de jaren 1778 en 1779 (op raad der doctoren) ter zijner herstelling twee onder- scheijdenen reijsen naar de Westindi- sche Eijlanden heeft moeten onderneemen. Dat hij laatstelijk in de maand julij 1780 wederom en nog sterker dan te voren door het Bellieack of Colique de Poitou is aangetast geworden, waar door hij niet alleen het gebruijk zijner ledenens verlooren, maar genoegzaam geduurende den tijd van zes maanden buijten staat is geweest om zijne af- fairen te konnen waarnemen, om welke redenen de medecijnsmeesters het al- lernoodzaakelijkst hebben geoordeelt, dat hij ter behoudenis van zijn leven eene reijse naar eene meer noordelijk climaat mogte onderneemen 36 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 13