ook per 13 in recepten werden ge
bruikt; zie de volgende rubriek.
en het pakje gesloten met een klein
platgedrukt bolletje deeg: 't knoopje.
Streekgerechten enz.
Volgens mevr. M. Oele-Geelhoedt had
men voor een West Zeeuws-Vlaams
recept om klakkers (wentelteefjes)
te bakken nodig: 'n pond hoeie beu
ter, dertien eiers en 'n ou'bakken
fien brood (wit brood).
Dhr. J. Serlé (Wtk) kwam terug op
de door mevr. Metselaar (Bwh) in
Nehalennia nr. 77 gestelde vraag,
betreffende ringen van speciaal bak
sel, beschuitachtig. Hij schrijft:
"In West Zeeuwsch-Vlaanderen kenden
wij die ook; ze waren gewoon te koop
bij de bakker, die ze zelf vervaardig
de. Buiten-diameter ca. 12 cm, binnen
ca. 4 cm, dikte 3 a 4 cm - de vorm
van een fietsband in 't klein. Zo'n
bestelle werd gebruiktom er bestel-
lepap van te maken (met kokende
melk), als nagerecht."
Volgens ons Woordenboek waren de
bestellen in het gehele Zeeuwse dia
lectgebied bekend, alleen in Oost
Zeeuwsch-Vlaanderen werd de naam
mastellen gehoord. Ook buiten Zeeland
was het hardgebakken masteluinbrood-
je, dat bestel of anijs-beschuitbol
heette, geliefd, om er pap voor kraam
vrouwen van te maken.
Dus geen typisch Zeeuws gerecht -
maar het zou wel interessant zijn te
vernemen, waar ze in deze tijd nog
gebakken worden!
Mevr. S. Risseeuw-Luteyn (Bsk) zegt,
dat de bakkers op Bresjes vroeger
elke zaterdag appeldompels bakten:
een vierkant lapje bróóddêêg, daarop
'n appel (geschild en klok'uus wegge-
boord)gevuld met suiker en kaneel.
De vier hoekpunten bij elkaar gebracht
Wat de waterige jus (Nehalennia nr.
79, blz. 32) betreft: volgens de fam.
Slaager wordt in Burgh-Haamstede
wel gezegd: 't ei'ard 'eregend, en
volgens dhr. P. Ovaa in Oost-Sou
burg: 't is wi mè waeter mee oogjes.
Alleen uit 't Land van Hulst kwam
de benaming: lange-ling-sausen
lanknat Van Gdr: langsopvan Flak-
kee: langnat. Sop of zop (ZVW) was
vooral het kooknat van varkensvlees,
tijdens de maaltijd midden op de tafel
geplaatst, zodat ieder zijn brood of
aardappelen er in kon soppen. Van
daar de zegswijze: ze soppen uut êên
kommetje (blz. 30).
'n Maal van enkel aardappels, dus
zonder groente of vlees, noemde men
op Walcheren: petaoten op blóóte
voetjes
Als in ZVW het maal wat flauw was
uitgevallen, er weinig smaak aan was,
heette het wel: de sause mot't ghoed
maok'n. Die uitdrukking hoorden we
eveneens gebruiken als een wat saai
kledingstuk opgefleurd werd door
een bloem, een kraag of opvallend
sieraad, en zelfs als een vrouw die
slecht bedeeld was met uiterlijk
schoon, in bijzonder fraaie kledij ver
scheen.
Dhr. A.J. Beenhakker (Ktg) mist
in ons Woordenboek o.a.: 'n sterken
(pepermunt). Op Walcheren kent men
'n sterkje of pumprement. In andere
regio's?
Van mevr. M.W. Blaas (Tin) lag er
een in Thools geschreven recept. Ze
schreef: "Vöó achteran krege m'n
rooie moes van bessesap. Dat maek-
ten m'n in de zeumer zelf. Daer adde
m'n 'n mesientje voor. 't Was net zo
ies as'n wostemesientje. 't Sap
liep'r van voren uut en van achte
ren kwaeme de steeltjes in de pitten
in velletjes as langwerpige dereutels
d'r uutin vielen zo in'n ouwe zien
ken emmer, die d'r onder hezet was.
As moe da'n têêle vol sap 'ad, dan
3 2