Spaansch edelman, Don Francesco de Quevedo-Villegas, in 1626; hem volgde de Napolitaansche ridder Giovanni Battista Basile, en in 1697 gaf Perrauit ze in 't Fransch uit; terwijl in Engeland sommige dier ver tellingen berijmd werden uitgegeven. In onze taal werden ze in 't begin der 18 eeuw gedrukt, en wel „uit het Fransoh vertaald." In onzen tijd hebben de kerssprookjes een heel ander karakter aange nomen. Dichters en novellisten leveren ze ons nu uit het Engelsch ver taald of naar een Duitsch patroon bewerkt. Er mag nu van geentoover- godinnen of schoone slaapsters meer inkomen; 't moet nu zoo iets zijn van een domineesdochter, die verleid en weggeloopen was, en juist op kersavond weer teregt komtof van een losboldie zich in den kersnacht bekeert1). Of deze zooveel stichtelijker zijn? Vermakelijker zeker niet. Nadat de kerskoek gesloopt was, kwam het Ganzebord op tafel, waarmee de avond besloten werd. Van de Kers gil den, die in de mid deleeuwen waren opgerigt, om gezamentlijk Kersmalen te houdenhebben sommigen nog lang na de Reformatie voortgeduurd, en welligt bestaan er nog overblijfselen van. En nu ten slotte de Kersboom. Wie de geschiedenis van ons „verbeterd onderwijs" kent, weet, dat de Ilollandsche pedagogen hun wijsheid uit Duitsche boeken hebben geput. Adriaan van den Ende zelf, die gedurende het eerste vierendeel dezer eeuw de groote schoolman van Nederland washad het eerste licht in Duitschland ontvangen2). Wie in dien tijd een bibliotheek voor „op voeding en onderwijs" aanlei, kreeg een kast vol vertalingen in 't groot en klein; en voor de Provinciale Commissiën van Onderwijs was steeds die schoolmeester de knapste, die de meeste Duitsche auteurs in dit vak wist op te noemen. Ja, nog in 1863, als het Hoofdbestuur van 't Neder- landsch Onderwijzers-genootschap een kursus opende over de „Geschie denis der Pedagogie", vertaalde het alweer een Duitsch boek3). Zoo heeft men hier sedert ongeveer drie kwart eeuw van Duitsche meesters willen leeren, hoe men kinderen moet opvoeden en onderwijzen, en zelfs hoe men hen moet laten spelen. Ook de Duitsche Kersavond werd allerliefst gevonden; „menig verhaal daarvan mag onder de schoonste gerekend worden, die men aan de jeugd in handen geven kan", zei de Geldersche Volksalmanak in 1837, en voegde er met welgevallen bij: „ook op onzen vaderlandschen bodem wordt dit kinderfeest de Kers boom namelijk reeds meer en meer inlieemsch 't Is te vergeefs of Dr. Eelco Verwijs nog roept: „Laat Duitschland zijn kerstboom!"3) Hij heeft gelijk, maar 't is te laat; wij hebben dit denneboompje Verg. Ned. Mug. 1S62, lil. 401, en Aurora, 1808, bl. 41 en 42. 2) J. Clarisse en J. Teissedre L'ange, Berigt aangaande A. v. d. JE. bl. 15, 16. A. van den Ende, Geschiedt. Sc/ie/s van Neérl. Schoolwetgeving bl. 17. 3) Maandblad van liet N. O. G. 1863, bl. 3S en 39, en 1864 bl. 56. A) Bl. 16. 5) Sinterklaasbl. 48.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 5