DE BRANDWEER VAN THOLEN IN DE LOOP DER EEUWEN door J.P.B. Zuurdeeg Eén der oudste taken van een stadsbestuur is de zorg voor het weren van brand. Door allerlei preventieve maatregelen heeft men reeds vroeg getracht het brandgevaar te beteugelen. Dit was in onze Middeleeuwse steden met de hoofdzakelijk uit hout opgetrokken en met riet en stro gedekte, dicht op elkaar staande huizen en schuren en de gebrekkige blusmiddelen een eerste vereiste. Hoewel onze voorouders voorzichtiger met vuur waren dan de huidige generatie ging het wel eens mis, met het gevolg dat soms grote delen van dorpen en steden een prooi der vlammen werden. Ook op het eiland Tholen kennen we een aantal grote branden zoals in 1692 te Sint-Annaland, in 1V81 te Oud-Vossemeer en in 1831 te Sint-Maartensdijk. De grootste en oudst bekende brand woedde in 1452 in het stadje Tholen. Stadsrechtprivilege In één der oudste archiefstukken van Tholen, namelijk het stadsrechtpri vilege van 1366, zijn reeds bepalin gen opgenomen inzake de brandweer. Zo bepaalde de heer van Tholen, Jan van Blois, in deze oorkonde dat wan neer iemand zijn vuur zo stookte dat zijn huis in brand vloog hij een jaar zijn poorterschap of zijn hoofd ver beurde. Dit laatste betekende de doodstraf. Deze straffen konden ech ter worden afgekocht door het betalen van 10 pond zwarten of Tournoois (Franse rekeneenheid die in de 13de en 14de eeuw in de Nederlanden in gebruik was). Ook moest de schuldi ge de veroorzaakte schade betalen, evenals de mensen die de brand had den bestreden. De voorgeboden (soort politieveror dening) uit de tweede helft van de 15de eeuw zijn op het gebied van brand uitvoeriger. Hierin is onder meer de bepaling opgenomen dat men geen andere 'wapens' naar de brand mocht meenemen dan ladders, hoosva ten, gieters, emmers en haken. Ver der was het gebruik van open vuur bij dorsen en hekelen van vlas, waar bij gemakkelijk brandbare stof vrij kwam, verboden. Ook mocht men niet met het huisraad vluchten voordat de brand het vijfde huis vanaf de eigen woning had be reikt. Ieder had er dan ook belang bij dat het vuur werd geblust. Deze voorgeboden melden ook het be staan van een nachtwaker, die voor de veiligheid op straat en voor brand moest waken. Hij werd betaald door ieder huisgezin. Deze voorgeboden dateren vermoede lijk van na de stadsbrand van 1452. Of hierin bepalingen zijn opgenomen die de oorzaak van deze brand in de toekomst moesten voorkomen, is moeilijk te zeggen. Stadsbrand van 1452 Uit een oorkonde van 12 september 1452 weten we dat op 16 mei van dat jaar 5/6 deel van het stadje Tholen in de as werd gelegd. Ook het Gast huis in de Kerkstraat, het stadhuis en de stadspoorten werden verwoest. Van een reparatierekening van 1463 weten we dat de St-Andriespoort aan het eind van de Oudelandsestraat en de poort op Dalem (Kruittoren) ernstig van de brand hadden geleden. Enkele jaren eerder zijn het stadhuis en vermoedelijk ook het gasthuis her bouwd. Hollestelle zegt in zijn boek Tholen en omstreken dat toen ook schepen in de haven verloren zijn gegaan. Hij leidde dit af van het stadswapen met de onttakelde kogge. Dit is ech ter niet juist. Er is namelijk een ouder stadswapen bekend met een soortgelijke voorstelling. Mogelijk 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1991 | | pagina 14