terleiding op het eiland Tholen, waar door het mogelijk werd via de brand- kranen te blussen. Direkt na de inge bruikstelling in 1923 werd materiaal aangeschaft dat op de 62 brandkra- nen in de bebouwde kom kon worden aangesloten. De twee slechtste spui ten nummer 1 en 4 zijn toen opge ruimd. Spuit nummer 2 bleef op het Oudeland en spuit nummer 3 bleef voorlopig te Tholen. De organisatie werd aangepast aan de nieuwe situ atie. In de daaropvolgende jaren ging een tweetal schuren door brand verloren. De grote beproeving van de nieuwe organisatie kwam in 1932 toen in de scheersalon van kleermaker-barbier S. van Dullemen, Brugstraat (26), brand uitbrak. De Ierseksche en Thoolsche Courant had weinig waardering voor het op treden van de brandweer. De krant sprak van een gedesorganiseerde groep en staafde dit met voorbeelden. Het was half tien 's avonds toen het brandklokje op het stadhuis werd ge luid. De verslaggever trof bij de brand een onder-brandmeester aan die alleen maar heen en weer liep met zijn mooie geel-rood geverfde stokje en zenuwachtig informeerde waar de slangen bleven om via de waterleiding te kunnen blussen. Andere brandweerlieden veegden met hun handen de straat schoon op zoek naar de brandkranen en toen er ein delijk slangen waren was men de sleutel om de brandkraan open te draaien kwijt. Ook uit de Visstraat poogde men het vuur te bestrijden. Hier zag de verslaggever twee groe pen brandweerlieden aan de beide einden van een slang trekken, de ene groep om op het dak te komen en de andere groep om de slang aan de kraan te sluiten. Toen de brand een half uur oud was werd er water gegeven en was men hem spoedig meester. In het rapport van deze brand wordt ongeoefendheid toegegeven. Verder worden een aantal verbeteringen ge noemd zoals meer sleutels van de bergplaats. Ook was gebleken dat de kaarslantaarns met de mica ruit jes niets waard waren. Uit het rap port van de commandant van de brand spuit bleek dat deze eerst na een half uur wist dat er brand was. Om bij water te komen moesten ze de spuit over het hek van het Visperk tillen, waarbij een pompstok brak. Daarna bleek dat er te weinig slan gen waren. Motorspuit Men heeft ook uit deze brand lering getrokken en de brandweer ge(re)or- ganiseerd. Ook schafte de gemeente een twee-wielige Franse motorspuit merk Aster aan met een vermogen van 40.000 liter per minuut en een opvoerhoogte van 60 m, die in 1933 is geleverd. Hoewel er over de reor ganisatie weinig in het archief is te vinden blijkt dat er voor de be diening van deze motorspuit een groep vrijwilligers is gevormd. Al in 1907 werd in de politieveror dening rekening gehouden met de mogelijkheid van plaatsing van vrij willigers bij de brandweer. Vermoe delijk waren er dus vóór 1933 al vrij willigers bij de Thoolse brandweer. In 1935 bleek deze groep, die zelfs een EHB O-cursus bij dokter Duin- ker had gevolgd, voldoende levensvat baar en geoefend om de plichtbrand weer te kunnen afschaffen. Het reglement op de vrijwillige brandweer werd in 1935 door de ge meenteraad vastgesteld. Na opmerkin gen van de Provinciale Brandweer- bond en Gedeputeerde Staten werd een aangepaste verordening in decem ber 1935 vastgesteld. Deze trad in werking drie dagen na de afkondiging op 10 januari 1936. Het vrijwilli gerskorps bestond uit commandant L.W. Blaas, een ondercommandant, een inspecteur, secretaris, 3 brandmeesters, 2 chauffeur-monteurs en 26 manschappen. Deze kregen ieder een leren jas en helm. De oude brandspuiten waren inmiddels opgeruimd. De nieuwe motorspuit werd op de Botermarkt gestald, terwijl het 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1991 | | pagina 19