gemaakt van de waargenomen laagop- eenvolging en de fossielinhoud van de groeven. Veel schelpen zijn in de loop van de jaren gevonden. Zelfs resten van een walvis kwamen uit het zand te voorschijn. Hoe verging het nu de groeven? Zoals vaak gebeurt met dergelijke 'nutteloze' laagten, werden ze stilaan volgestort met af val, wat nog tot in de zestiger jaren van onze eeuw doorging. Vaak werd er een laag teelaarde opgevoerd om daarna verder vervlakt te worden tot moestuintjes. Slechts hier en daar bleef een steile kant over. In de ja ren vijftig kwamen wetenschappers en natuurbeschermers opnieuw tot het besef dat er wat gedaan moest worden wilde de nijvere bevolking niet de hele heuvel onder hun voeten weggraven. In 1955 wist Staatsbosbe heer de hand te leggen op een nog nauwelijks afgegraven stukje Kauter. Om het niet al te zeer te laten ver wilderen werd er bosplantsoen aange plant. Een profielkuil werd gegraven om geïnteresseerden een blik te gun nen in het binnenste van de heuvel. Aan de westkant van het eigendom lag ook een inzinking waar het pro fiel nog enigszins waarneembaar was: de rand van een oud zandgelaag dat net boven tonnen huisvuil uitstak. Pogingen werden ondernomen deze vuilstort in eigendom te verkrijgen, hetgeen in 1983 gelukte. Bij de zeer geslaagde restauratie van de groevewand in 1983 is deze tot op het grondwaterniveau blootgelegd en is de oude profielkuil geheel her steld Wegverharding Beide ontsluitingen zijn gelegen aan de achterkant van het kerkhof en bereikbaar via een smal bospaadje. Alsof u op een schelpenbank loopt, zo knistert het zand onder uw voeten bij het binnentreden van het natuur reservaat. Op die manier verhardde men hier in grootvaders jonge jaren en nog wel eerder de 'wegen': de crag goed samengestampteen regen bui eroverheen en aldus verkreeg men een laag zo hard als beton. In de profielkuil (de kleine ontslui ting) kunt u, ontsloten onder een dunne zwarte cultuurlaag, de volgen de afzettingen waarnemen: allereerst een bruinrode verlemingslaag, het welbekende 'rost zand'. De rode kleur is ontstaan door oxidatie (roesten) van het in het zand aanwezige glau- coniet. Dit is een sterk ijzerhoudend mineraal dat in zee is ontstaan. Schelpen vindt men niet in dit rode zand daar deze bovenste laag door doorsijpelend regenwater is ontkalkt. Onder de rode bodem volgen zwakbrui- ne tot gele fijne zanden die naar be neden toe hoe langer hoe meer grijs groen worden. Dit is de kleur van niet geoxideerd glauconiet. In deze zandlagen bevindt zich een zogeheten schelpenbreccieeen laag van p.m. 50 cm dikte, ontstaan door neerslag van kalk vanuit de uitgeloogde rode bodem. Dit is de crag waarover we eerder spraken. Aan de hand van een peilschaal kunnen de hoogtelig gingen ten opzichte van N.A.P. wor den vastgesteld. Zandlaagjes De tweede ontsluiting is aan twee kanten voorzien van een trap en toont de voormalige groevewand die op in drukwekkende wijze is blootgelegd; ruim vijf meter hoog en zo'n dertig meter lang. Alsof zij met een borstel is bewerkt, zo fraai is de gelaagdheid te zien; ontelbare zandlaagjes met hier en daar staalharde ijzeroerban- ken - ter plaatse 'rotsen' genoemd. Fossielen liggen erbij alsof ze net op het strand zijn neergelegd. In het profiel kunt u de volgende lagen en bijzonderheden waarnemen: boven aan het rode zand dat geleidelijk overgaat in zwakbruinig geel zand. In plaats van een schelpenbreccie als in de profielkuil zijn er slechts wat losse brokken schelpkalk in deze laag. Ongeveer twee meter onder het maaiveld springt duidelijk een paarsbruine en zeer harde, niet of nauwelijks kalkhoudende ijzeroer- bank naar voren. Geologen noemen dit 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1991 | | pagina 25