dat het een verbastering is van de Franse woorden route (weg) en cóté (zijkant) Klienkèt: het kleine deurtje in de mendeure, meestal verhoogd om het kleinvee te beletten de schuur bin nen te komen. Dit woord is ook in het ABN opgenomen en heeft de bete kenis van een klein deurtje in een grote deur. Ook werd het kleine deurtje in een stadspoort of een schuif in een sluisdeur, tot rege ling van de waterstand in de schut- kolk, met deze naam aangeduid. Dit deurtje is ook wel bekend onder de naam rienkèt of lienkèt. Verbasteringen worden heel gemakke lijk in het dialect overgenomen. Zo bijvoorbeeld Geef me nog 's 'n peutje - Geef me nog eens een beetje. Da 's mè 'n petieterig peutje - Dat is maar een heel klein beetje (un peu - een beetje; petit - klein). Dhr. Theo Neijt uit Philippine schrijft: Als je het nagaat, zit onze spreektaal vol met verbasterde leen woorden. Boesvol zelfs! (bouchée - mondvol) Hij vraagt zich verder af waar het woord Minoten vandaan zou kunnen komen Hierop hebben we een reactie ont vangen. Het zijn gebreide handschoe nen zonder vingertoppen, die in de winter wel door b.v. marktkooplui worden gedragen. Dhr. Steijns was van mening, dat het een verbaste ring van 'mains nudes' zou kunnen zijn Naar aanleiding van de figuurlijke betekenis van Hi leit in sporre, die op Gdr. bekend is, komt van dhr. J. van Damme (Kwv) het onderstaan de schrijven: 'De uitdrukking ken ik niet, maar het woord sporre (zie WZD) was hier vroeger niet onbekend. Het graan werd hier met de sikkel gesneden. Men had toen een ras haver, waarvan de korrel eerder rijp was dan het stro, zodat uitwaaien met een harde wind niet denkbeeldig was; men sneed het gewas en legde het op de grond in langwerpige schoven en men noemde dat in sporre legge en in enkele da gen was het groene stro droog genoeg en bond men het in schoven. Mijn vader werd in 1910 uitgeleend om bij zijn oom met de paarden te rijden en schrijft naar huis. De brief is geschreven aug. 1910. Een passage eruit luidt als volgt: "De tarwe hebben we in 14 voer ge laden en de haver is nu af. De kleinste helft is gebonden en staat overeind; de grootste helft ligt nog in sporre, maar met drogend weer kan die maandag wel gebonden worden"1 Van dhr. J. Walrave (Gpol) laten we graag de reactie volgen met betrek king tot de tekeningen uit de rubriek Leven op het platteland in Nehalennia 85 blz45. 1. Oute paereblok mie uutneembaer raem (blok in 1 dêêl, doch ook wel in 2 of 3 delen naar gelang de breedte) 2. Schêêen 3. 't Raem 4. Iesdere blok in twi 'elften 5. Kunstmisströöier mie spiekerbor- ren, voe smalle dammen waz'n verstelbaer 6. Strippen boom van kunsmisströóier 7. Schuufstrippe op d'n boom voe 't rehelen van de kunsmis en voe 't open- en dichtzetten 8. Boven 7 de woelder voe 'n ree- helmaetuhhe toevoer 9. Schuttels en woelder van nieuwere schuttelströóier zatte buutenbaks 10. Kittikëie mie iesdere sleepröëe; was oprolbaer en belastbaer 11. Los onderdêêl van kittikële mie korte en lange tann'n 12. Kuulefaoter mie hanzevoeten (ok mie beitels om los te vroeten) 13. Onbekend voor kar. Dan in 't lumoen. Wel gebruikt voor 3de paard voor de ploeg. 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1992 | | pagina 37