plaatsen van vóór de 14de eeuw in Zeeland, maar ook elders in Neder land, is dat meestal omgekeerd. De grotere hoeveelheid varkensvlees die geconsumeerd werd vanaf de 14de eeuw heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat er vanaf die tijd steeds meer varkens werden gehouden binnen de stad.6 In plaats van geweid te worden in de bossen, waar ze met name werden gevoed met eikels, beuke- noten en dergelijke, werden de stads- varkens als een soort wandelende vuil nisvaten gevoed met etensafval of werden door molenaars en bakkers met hun bedrijfsafval vetgemest.'' De voormalige bewoners van Hulst hadden blijkbaar geen voorkeur voor bepaal de stukken vlees, want we vinden bot ten uit alle delen van het lichaam van de hierboven genoemde dieren. Er zijn stukken van wervels en ribben gevonden, maar ook van de kop, het bekken en de poten. Het materiaal wekt de indruk dat er vooral vlees van jonge dieren werd gegeten. Het ene botje van een haas laat zien dat er soms wild op tafel stond. Er zijn twee tanden van een hond gevonden. We mogen aannemen dat het hier geen keukenafval betreft want het was in de 14de eeuw, net als tegenwoordig in Nederland, niet gebruikelijk het vlees van deze huis genoten te eten. De twee paardebot- ten, een stukje dijbeen en een koot je, kunnen wijzen op consumptie van paardevlees maar waarschijnlijk werd ook paardevlees niet gegeten. Er zijn geen snij- of haksporen op de botten aanwezig die wijzen op slacht. Ook op andere vindplaatsen uit de middel eeuwen vinden we zelden aanwijzingen dat paard werd gegeten. Waarschijn lijk gold nog steeds het verbod op het eten van paardevlees uit 732 van paus Gregorius III. Het verbod werd ingesteld om een einde te maken aan het heidense gebruik van offermaal tijden met paardevlees.8 Het is trou wens heel goed mogelijk dat de paarde- Cornelis Anthonisz.Braspenningmaaltijd, 1533 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1992 | | pagina 14