5. DE GESCHIEDENIS VAN BEWONING EN BEBOUWING ACHTER HET STADHUIS A.J.H.M. Prinsen Inleiding Na de opgraving die op 2 en 3 sep tember 1991 werd uitgevoerd op het terrein gelegen direct achter het stadhuis in Hulst, rees de vraag of er iets bekend was over de bebouwing en bewoning op dat terrein in vroe ger jaren. Onderstaand hoofdstuk is een verslag van de zoektocht naar die bebouwing en bewoning. Een zoektocht in de archieven van de stad Hulst. Bij het onderzoek werd de aandacht vooral gericht op de 'transportregisters' (registers waarin de overdracht van onroerend goed werd vastgelegd), de notulen van de vergaderingen van het stadsbestuur en de dossiers die betrekking hebben op de 'openbare werken' Van 1650 tot 1800 Op de plattegrond die D.W.C. Hattin- ga (afb.p.32) tekende van de stad Hulst rond 1750 zien we het stadhuis zoals dat werd gebouwd in de jaren 1528-1540 (nr. 19), met daarachter op de zuidwesthoek de hoofdwacht corps du garde) (nr. 30) en op de zuidoosthoek een kleinere aan bouw De straat die ten westen van het stad huis naar het zuiden loopt is de Bel- linckstraat. De bebouwing in die straat voorbij de hoofdwacht is aan eengesloten en niet gedetailleerd weergegeven. Dit gebied binnen de stad is het on derwerp van onderstaand hoofdstuk. Het stadhuis Het is zeker dat het stadhuis en di recte omgeving lagen en liggen op een laag punt binnen de stad. Een opmeting in 1956 bracht aan het licht dat dit gebied zo'n 2,50 m lager ligt dan het hoogste punt van de stad aan het begin van de Steen straat.2® Het bewijs werd echter al geleverd in 1682. In dat jaar namelijk kregen de stad en het omringende platteland de reke ning gepresenteerd voor het gebruik van het water in de strijd tegen de Fransen. Wat was er gebeurd? In de jaren 1672 en 1673 werden de dijken die het water van de Schelde buiten- hielden doorgestoken om te ontkomen aan een beleg door de troepen van de Franse koning. Sinds die jaren lag de stad temidden van de golven; praktisch alle polders gelegen rond de stad stonden onder water. Toen het op 26 januari 1682 springtij werd en vanuit het noordwesten een storm was opgestoken, stroomde wel dra het water van de Schelde via de Gentse Poort de stad binnen. Twee huizen in de onmiddellijke na bijheid van die poort verdwenen in de golven, evenals de tuinen van het huis van de gouverneur van de stad (nr. 21) terwijl het daarachter gele gen Prince-bolwerk (nr. 9) door de sterke stroming gevaarlijk werd on dergraven. Ook vanuit het oosten kwam het water via de Begijnenpoort (nr. 12) en de Kreupelstraat opzetten richting stadhuis. Het stadsbestuur vreesde dat 'een kreeke zoude komen vallen door de stad'De situatie was zo ernstig dat de Raad van State be loofde de stad 3.000 guldens te zul len betalen 'tot voorsieninge van meerder schade'.21 Kortom men kon ten zuiden van het stadhuis tussen de huizen varen en 'met goed gevolg visschen' in 30 tot 90 cm diep wa ter.22 Wat opvalt op de kaart van Hattinga is dat daarop de hoofdwacht een ge meenschappelijke muur heeft met het stadhuis. Op een latere kaart (uit 1769) tekende Hattinga de hoofdwacht echter los van het stadhuis.22 De twee gebouwen raakten elkaar precies op de hoek. Dat zal de juiste positie zijn geweest. Ook de latere bouwwer ken op de plaats van de hoofdwacht 31

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1992 | | pagina 33