werd in 1775 middels 'vermangeling'. Hij ruilde zijn woning verderop in de Lange Bellinckstraat met deze wo ning van Jacob van Dortmont. De waarde van de woning werd toen ge schat op 600 gulden. 7 Corijn ver kocht de woning in 1782 voor 425 sul den aan Johan Baltus van Dalen. Deze Van Dalen nam in datzelfde jaar van het stadsbestuur de tuin achter de woning in eeuwigdurende cijns met inbegrip van een strook grond ter lengte van 18 m tussen de keu ken van het stadhuis en de ringmuur van het hof van Baudelo, als achter uitgang naar de Markt. Bartholomeus van den Bosch betaalde in 1698 nog 800 guldens voor beide huizen samen, zonder erf c.q. tuin!^" Wat is er verder over de achttiende- eeuwse bewoners van dit huis bekend? In 1704 werd een huurcontract geslo ten tussen Anna Gijsel, weduwe van Bartel van den Bosch en dr. Gijsber- tus van Zuijlen, griffier van de stad. Met ingang van 1 mei 1705 zou laatst genoemde, kolonel Berkhoffer opvol gen als huurder voor een periode van zeven jaren. De huursom bedroeg 90 guldens per jaar, plus de cijns van 6 guldens per jaar aan de stad verschuldigd vanwege het gebruik van de tuin. De verhuurder verplicht te zich het huis 'te houden in behoor- lijcke reparatie van glas, water- en wintdigt'De huurder beloofde het huis 'wel ende lijvelijck' te gebrui ken. 4 i 1800-1950 Het stadhuis In de Franse Tijd (de periode na 1794) ontbrak het het stadsbestuur aan financiële middelen om het stad huis goed te onderhouden. Al voor 1797 ontruimde het stadsbestuur van wege de bouwvalligheid het stadhuis met daarin de raadkamer, de secre tarie, de gevangenis en de woning van de conciërge. In de Steenstraat werd het Landshuis omgedoopt tot 'mairie' Ook de vrederechter werd gedwongen zijn rechtszaal in het stadhuis te ontruimen. Hij ging kantoor houden in zijn woonhuis. Het voormalige stad huis deed daarna dienst als kazerne en opslagplaats van militaire goede ren. Al in 1797 is bij het transport van de woning van Jan Beerten aan Pieter Johannes Schudding sprake van het 'geweese' raadhuis. Op dat moment is de hoofdwacht gedegradeerd tot stal. Pas in 1844 werd met het herstel van het stadhuis begonnen, dat het jaar daarop weer als zodanig in gebruik kon worden genomen. De hoofdwacht op de zuidwesthoek werd in 1810 door de Franse overheid overgedragen aan het stadsbestuur.^ Het duurde tot 1825 voordat aan dit gebouw een zinvolle bestemming kon worden gegeven. Op voorstel van de stadsarchitect werd besloten het bestaande schoollokaal, waaraan naar zijn zeggen 'door geene middelen de noodige ruimte, luchtigheid en licht' kon worden bezorgd, te sluiten en de voormalige hoofdwacht om te bou wen tot nieuwe stadsschool. De totale kosten werden door hem begroot op 470 guldens (afb In datzelfde jaar werd een nieuw re glement voor deze school en de school gelden vastgesteld. Behalve op zater dag- en woensdagmiddag en de gewone feest- en kermisvakanties werd er het hele jaar door les gegegeven, 's morgens van negen tot half twaalf, 's middags van twee tot half vijf; en eventueel 's avonds van vijf tot zeven uur, indien zich tenminste acht leerlingen meldden voor het avond onderwijs. De kinderen uit de laagste (inkomens)klasse betaalden 1,60, die uit de middelste klasse betaalden 2,50 en die uit de hoogste klasse betaalden 4,00 per kwartaal. Uit deze inkomsten moest de onderwijzer de vereiste lees- en leerboeken voor iedere leerling aanschaffen, de ge zangboeken, de schriften, 'het riem, pennen van 25 centen den bos, inkt van goede kwaliteit, de letterhout- 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1992 | | pagina 39