1. INLEIDING R.M. van Heeringen De ontgraving van de dubbele vesting poort in de jaren vijftig door P.J. Brand stond aan het begin van het archeologisch onderzoek in de stad Hulst.1 Vanaf die tijd werden alle graafactiviteiten nauwlettend in de gaten gehouden door leden van de Oudheidkundige Kring "De Vier Am bachten". Vooral P.J. Brand en later J. Steijns en E.M. Bogaert hebben veel werk verzet. Vaak werd van deze onderzoekingen verslag gedaan in het Jaarboek of in het Bulletin van de Oudheidkundige Kring. De verken ningen vonden onder veelal moeilijke omstandigheden plaats; van echte op gravingen kon geen sprake zijn. De vondsten werden tentoongesteld in de oudheidkamer en zijn vanaf 1978 in de fraai ingerichte kelders van het Streekmuseum aan de Steenstraat te bewonderen. In 1972 verscheen het boek De geschiedenis van Hulst (P.J. Brand). Dit boek is tot op heden het standaardwerk over de stad Hulst. Uit het feit dat het hoofdstuk over de vroegste geschiedenis van de stad (800-1450) slechts een tiende deel van het bijna 500 pagina's tellende boek omvat, valt al af te leiden dat de gegevens uit de schriftelijke bron nen spaarzaam zijn. Het is dan ook van groot belang dat de schaarse mo gelijkheden voor archeologisch onder zoek in de oude kern worden benut om de grote lacunes in onze kennis op te vullen. Vooral over de ouder dom en de exacte ligging van het prilste begin van de stedelijke kern is nog zeer weinig bekend. Toen E.M. Bogaert dan ook voorstelde een verkennend onderzoek uit te voe ren op het braakliggend terrein van het enkele jaren geleden afgebroken Franciscanessenklooster achter het stadhuis en zelfs daarvoor een kleine subsidie van de gemeente wist te ver werven, was de beslissing tot een opgravingsnel genomen. Door een samenloop van omstandigheden was het mogelijk bij de uitvoering van het werk hulp te krijgen van studen ten van de Hogeschool Zeeland afd. PABO onder leiding van hun docenten J. Groen en M. van den Hoek. Uiter aard assisteerden ook leden van de Oudheidkundige Kring. Dat deze publicatie zo snel na de opgraving het licht ziet, is te dan ken aan de enthousiaste hulp na af loop van de opgraving, de inzet van alle medewerkers van het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten en de moge lijkheid die de redactie van Nehalen- nia bood om het geheel als themanum mer uit te brengen. Het is te hopen dat dit boekje samen met de aan de vondsten in de tweede helft van dit jaar te wijden tentoon stelling in het Streekmuseum in Hulst iets van het belang van archeologisch stadskernonderzoek voor de kennis omtrent de historie van de stad duide lijk maakt, en daarmee de weg vrij maakt voor toekomstig onderzoek naar de rijke geschiedenis van Hulst. 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1992 | | pagina 7