werd aanbevolen door de prins en
door de stad gekozen. Reeds op 11
mei d.a.v. legde hij de eed af na
van de prins gekregen commissie.
Al tijdens het proces was in de
Staten van Zeeland de wenselijkheid
geopperd het pandschap van het
baljuwschap aan de provincie te trek
ken door aan de stad Tholen de door
deze betaalde 1200 gulden terug te
betalen.
Op 16 september 1614 werd daartoe
besloten. In 1615 verzocht de ma
gistraat aan de Staten van Zeeland
om een acte van 'restablissement'
(herstel) in hun rechten van het
privilege onder aanvoering, dat het
reglement van 1589 nooit in werking
was geweest, omdat 'de commissaris
sen alles absolutelijck ende naer haer
welgevallen daerinne gehandelt (had
den), sonder den officier daer-
over te willen roepen, ofte kennen'.
Enige statenleden waarschuwden voor
de macht, die de baljuw daardoor
zou worden gegeven. Voorgesteld
werd de prins een keuze te laten
doen uit een voordracht. Blijkbaar
werd de daarop volgende jaren zo
gehandeld, maar uiteindelijk kwam
in 1619 'met vergenoegen van die
van de stad' een nieuw reglement
tot stand. Er werd teruggegrepen
naar de wetsvernieuwing van vóór
1589, met dien verstande, dat weer
de gehele magistraat werd vernieuwd.
Onder de 4 personen, waaruit de
prins de beide burgemeesters moest
kiezen, moest altijd de aftredende
burgemeester van binnen zijn, die
dan burgemeester van buiten werd.
Uit de 2 overblijvenden en 14 ande
ren werden de acht schepenen geko
zen. Wat de burgemeesters betreft
veranderde er dus niets, zoals ook
blijkt uit de burgemeesterslijsten;
zij zaten steeds twee jaar. Alleen
in 1625 werden de beide burgemees
ters in hun functie gecontinueerd
i.v.m. de dood van prins Maurits.
In 1651 (begin Eerste Stadhouder
loos Tijdperk) kwam er weer een
nieuw reglement, waarin voor de
baljuw geen taak meer was weggelegd
voor het samenstellen van de nieuwe
magistraat. Door beide burgemeesters
en de schepenen wordt een raadsman
gekozen, die de burgemeester van
buiten de justitie het komende jaar
assisteert. Vervolgens kiezen zij
samen met de raadsman en uit de
schepenen een burgemeester van
binnen. De afgaande burgemeester
van binnen wordt zonder verdere
verkiezing burgemeester van buiten
en de afgaande burgemeester van
buiten weer schepen. De nieuwe burge
meesters met de laatst afgegane.
burgemeester van buiten en de raads
man kiezen, nadat de schepenen zijn
vertrokken, zeven nieuwe schepe
nen, doch ieder jaar mogen niet meer
dan drie schepenen uitvallen.
Bij resolutie van 11 maart 1651 was
al besloten de baljuw ook 'van nu
af van alle politieke besoignesdie
alhier sullen werden verhandelt, te
excluderen ende denselfden dienvol-
gende niet meer in de politie (stads
bestuur) te admitteeren'De baljuw,
de heer Van Maelstede, nam een en
ander niet en genadiglijk bleek de
magistraat bereid de Staten voor
te stellen het reglement zo aan te
vullen, dat de baljuw weer een taak
kreeg in het kiezen van burgemees
ters en schepenen, echter uitdruk
kelijk niet in het kiezen van de
raadsman. Verder werd hij 'uyt spe
cial faveur ende alleenlijck voor sijn
leven sonder dat hetselfde aen de
bailluagie geaffecteert is' weer in de
'politie' toegelaten.
De baljuw heeft hiermede 'volcomen
contentement' genomen.
Het gezag van de baljuw, dat vol
gens Smallegange in voortijden zeer
groot was geweest, had in de loop
der tijden t.o.v. dat van de magi
straat wel erg geleden. Aangezien
was bepaald dat niet alleen burge
meesters, schepenen, raadsman en
secretaris niet konden worden ver
kozen, tenzij zij drie jaar poorter
waren geweest, maar dezelfde eis
ook werd gesteld om voortaan tot
baljuw te kunnen worden benoemd,
18