verzoek van De Casembroot ging hij toch in. Van Oorschot had in de oorlogsjaren vanwege zijn verleden als politieke plaatselijk openbare figuur van aanvankelijk uiterst linkse richting een heel voorzichtige houding aangenomen. Het bezoek aan Koningin Wilhelmina waar hij door zijn levendig optreden bijzondere aandacht genoot van de Koningin persoonlijk, plaatste hem boven de gemiddelde provinciale politicus. Als begaafd spreker buitte hij zijn bezoek goed uit! Hij kwam in de provincie sterk op de voorgrond. Lockefeer en Van Oorschot kenden elkaar dus uit de politiek. De mosselvisserij werd bij Lockefeer een onderwerp van interesse voor zijn kiezers in Zeeuws-Vlaanderen; Van Oorschot was voorzitter geworden van het provinciaal comité tot herstel van de Zeeuwe vissersvloot vanuit zijn functie als wethouder van van Vlissingen. De resultaten van de activiteiten van dit comité waren ook bekend bij het college van Gedeputeerde Staten, en Lockefeer wilde ook wel bij de visserij betrokken worden. Dit bedrijf had hem altijd geboeid. En Van Oorschot zag in uitbreiding van de provinciaal politieke basis door de medewerking van Lockefeer goede kansen tot een echt en ruim opgezette provinciale visserij-organisatie in Zeeland, met flinke steun van het provinciale dagelijkse bestuur. Het Provinciaal Comité beëindigde zijn tijdelijke werkzaamheden in april 1946. In de periode 1945 was dit comité tevens opgenomen in de grote provinciale stichting Herstel Zeeland waarmee men op heel veel terreinen veel voor Zeeland heeft bereikt. Het bestuur vreesde dat de Zeeuwse visserij als vanouds weer uiteen zou vallen in dorpse verenigingen met weinig kracht. Aangetoond was dat een provinciale organisatie nuttig en noodzakelijk werk zou kunnen verrichten. Plannen werden gemaakt om tot een organisatie te geraken. Doch er waren geen financiële middelen. De kleine plaatselijke verenigingen bezaten geen financiën. Als voorbeeld gold de Zeeuwse landbouw. Een krachtige organisatie! Er werd een oplossing gevonden door beide heren Van Oorschot en Lockefeer. Aan provinciale staten zou een financiële jaarlijkse bijdrage worden gevraagd voor enkele jaren in de bestuurskosten van de organisatie. Dit werd begroot 1 0

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1992 | | pagina 12