Zeeuws-VIaanderen.
Een meer actieve visserij werd met de zegen uitgeoefend. Dit is eveneens een lang smal
net, dat vanop de wal in een grote bocht met een boot terug naar de wal wordt
uitgevaren. Het net wordt met mankracht ingepalmd en de vis, die in de netbocht zit,
wordt zo naar de wal gehaald en in ondiep water opgeraapt. Deze zeer oude vismethode
is afgebeeld op een gravure van Philips Galie, in Antwerpen uitgegeven in 1582. Op
dezelfde prent is ook te zien dat het kruinet toen eveneens werd gebruikt.10
In de 16de eeuw waren de Zeeuwse kustwateren, zeegaten en binnenwateren bijzonder
rijk aan vis. Smallegange" noemt een aantal vissoorten en vele daarvan werden in 1600
ook afgebeeld door Adriaan Collaert12: kabeljauw, stokvis, leng, schelvis, zalm, elft,
steur, rog, makreel, molenaar, wijting, prik, spiering, zeehaan, schardijn, sprot,
ansjovis, smalt, paling, heilbot, tarbot, griet, bot, plaat, schar, tong. Als 'vis met harde
schelpen', noemt hij mosselen, krabben, toogkrabben, kreeften, garnaal, steurkrabben,
kreukels, wulken en gallen of zeekwallen.
Een soort visserij die vergelijkbaar is met de schutnetvisserij en daarom ook
schutvisserij werd genoemd, was de weervisserii. Die werd ook in 1582 afgebeeld door
Philips Galle, zij het enigszins vereenvoudigd. Schematisch beschreven, is een weer
een V-vormige schutting uit palen en/of rijshout die wel 700 m lang kan zijn. De brede
opening van de V is naar de wal gericht, de punt naar diep water. Aan de smalle open
punt van de V ligt een fuik en een vissersschip. De vis komt bij hoogwater tot onder de
wal waar het warmer is.
Bij aflopend water wordt hij door vissers met behulp van een zegen in de brede mond
van de weer gedreven, zodat hij uiteindelijk in de fuik terechtkomt. Die wordt aan
boord gehaald en geledigd, waarna weer een visbeurt kan beginnen. Met deze weren
wordt vooral ansjovis gevangen, maar ook andere vis die toevallig mee in de buurt
zwemt.14
Het vangen van krabben en kreeften en het rapen van mosselen en oesters is ook
afgebeeld door Adriaan Collaert15 en wel in de buurt van Bergen op Zoom dat
herkenbaar is aan de toren. Met enige geografische ruimdenkendheid is de stad op de
achtergrond als Tholen te herkennen en de toren op de voorgrond schijnt te verwijzen
naar de verdronken dorpen in de Oosterschelde: b.v. Reijmerswaal en Lodijke.
Nu mag de Zeeuwse visvangst belangrijk geweest zijn, de cultuur van schelpdieren is
wel het best bekend. Smallegange16 schrijft: 'Onze Zierikzeesche visschers halen ons
dikwils uit Noorwegen groote menigte van kreeften die sij hier wel versch en levendig
weten te brengen, gelijk sy de selvige dan noch naar Antwerpen en elders vervoeren'.
Maar op de prent van Adriaan Collaert zijn duidelijk kreeften en krabben te zien, die
kennelijk niet ingevoerd werden. Over oesters bericht Smallegange17 dat 'in den jare
1620 langs de Zuidzijde van den Lande van Schouwen haer hebben vertoont verscheide
oesters banken' en 'dat vele maer insonderheid vreemde schippers bij nachte en ontijde,
tegens wille en verbot des Heeren, alhier tonnen vol oesters zijn afgehaelt en hier en
daer ter merckt gebracht'
Mosselbanken die in de 16de eeuw in de Braakman nabij Boekhoute aanwezig waren,
zijn al aangeduid op een kaart uit 1572, getekend door Christiaan Sgrooten.18 Boekhoute
was inderdaad de bakermat van de mosselvisserij in Vlaanderen en werd eerst in de
19de eeuw verdrongen door Philippine.19
Smallegange schrijft ook dat 'de Reymerswaelsche Natie, die haer verblijf in de stad
(Tholen) genomen hebben omtrent 1631, als de stad Riemerswale te gronde is gegaen,
geneert zich met de mosselvangst' en dat 'van dien tijd al vaeren voort van ter Tholen
wel dertig mossel-scheepjes daags na de platen van Riemerswale en Lodijke...'.20
Vroeger was het rapen en vissen van schelpdieren in Zeeland enkel toegelaten aan
Zeeuwen, maar uit de tekst van Smallegange blijkt dat daar geen rekening mee werd
gehouden. Daarentegen mochten Zeeuwen niet in de Hollandse kustwateren vissen.
Eerst in 1707 kwam daar verandering in door een plakkaat dat stelde dat voortaan
14