De meeste hoogaarzen werden gebruikt voor de schelpdierenkweek en de visserij op de
binnenwateren, behalve de Arnemuidse hoogaars. Die viste op garnaal en vis als
bijvangst langs de Zeeuwse kust. De Arnemuidse hoogaars was tevens de meest
typische omwille van het karakteristieke spriettuig. Tegen 1930 waren alle Zeeuwse
hoogaarzen uitgerust met een motor. In 1938 liep voor het laatst een hoogaars met een
spriettuig, de VLI 17, de haven van Vlissingen binnen.
Over de oude Arnemuidse visserij wordt voor het eerst iets vernomen door een plakkaat
uit 1775. In 1769 bekloegen de Arnemuidenaars zich over het feit dat Brabanders en
Vlamingen - niettegenstaande het verbod - mosselen en kreukels in de Zeeuwse wateren
kwamen vissen, waardoor zij zich benadeeld voelden.30 Hiermede treedt Arnemuiden als
vissersplaats in het licht, want vóór die tijd werd deze stad nergens duidelijk in verband
gebracht met een eigen visserijbedrijvigheid. De klacht van de Arnemuidenaars wijst er
op dat zij zich toen al met het rapen van schelpdieren bezighielden. Of zij toen ook nog
een andere visserij beoefenden, wordt in het midden gelaten.
Omstreeks 1800 was dit wel het geval. Toen werden Arnemuidse visschuiten, later ook
korderschuiten genoemd, voor de kustvisserij uitgereed. In 1835 waren er al 16 en die
gingen vissen onder Vlieland en Texel.31 Arnemuiden was toen de enige plaats op
Walcheren waar de kustvisserij werd bedreven. Er moet toen een partenrederij bestaan
hebben, want die 16 schuiten behoorden aan 40 eigenaars. Deze zeevisserij kampte
echter voortdurend met zware moeilijkheden, o.m. omdat de afzet naar België stilviel.
De vloot kende eveneens veel tegenspoed en het Rijk besliste toen steun te verlenen om
'alzo den ondergang van vele behoeftige huisgezinnen te voorkomen', vermits
Arnemuiden grotendeels van de visserij bestond.32
In een plakkaat van 1677 wordt voor het eerst gewag gemaakt van de garnaalvisserij die
met een lichte 'sayingh' mocht worden bedreven. Een dergelijk net - feitelijk een kor of
schrobnet - werd door een man of een paard langs de kust getrokken, zoals dat nu nog
te zien is in Oostduinkerke33 of door een kleine schuit. Of dat hoogaarsjes waren blijkt
een open vraag.
In 1854 werden in de verslagen over de toestand van de visserij al 17 hoogaarzen
vermeld die in Arnemuiden in de vaart waren. Ze waren bemand met twee of drie man,
waaruit men mag afleiden dat het kleine scheepjes waren. Het verslag bevestigt dat de
Arnemuidse garnaal vangst goed en de botvisserij slecht was. Oesters vangen werd
riskant geacht uit vrees voor de cholera Asiatica. In 1860 was de vangst van garnaal zo
voordelig, dat de botvisserij verlaten werd. In dit jaar werd voor het eerst garnaal naar
Engeland uitgevoerd en in 1864 wordt het een vaste handel. Ondertussen ging de
zeevisserij voortdurend achteruit. In 1866 waren er nog maar 6 sloepen en 4
bezaanschuiten, maar was het aantal hoogaarzen tot 20 gestegen. Het is duidelijk dat
Arnemuiden van de zeevisserij stilaan overschakelde naar de garnaalvangst die minder
risico's en minder geld vergde. In 1875-1879 telde de Arnemuidse vloot al 32
hoogaarzen en nog maar 3 sloepen, 1 botter en 2 boten.34
Veere had sedert 1753 geen vissersvloot meer maar in 1875 werden twee naamloze
maatschappijen gesticht voor het uitreden van vier sloepen voor de zeevisserij.
Niettegenstaande heel wat moeilijkheden telde de vloot in 1881 al 11 schepen die vanuit
Veere de zeevisserij met het schrobnet beoefenden, maar in 1890 bleven er nog maar 4
over. Anderzijds groeide het aantal kleine schepen voor de kust- en binnenvisserij tot
21. In deze periode zagen de Arnemuidse vissers zich voor een levensgroot probleem
gesteld. In 1870 werd het Sloe afgedamd voor de aanleg van de spoorweg
Vlissingen-Venlo. De Ooster- en Westerschelde waren nog enkel te bereiken langs de
gekanaliseerde Arne en langs het Kanaal door Walcheren dat ondertussen keersluizen
had gekregen, wat voor de vissers veel tijdverlies betekende.
Deze toestand had tot gevolg dat een aantal vissers uitweek naar Veere, de meesten naar
Vlissingen. In het laatste kW&rt van de 19de eeuw verdwenen de sloepen uit de vaart en
16