•\rnernuidsc vissersbool bij de haveningang van Wkic u--
omstreeks 1900 telde de Arnemuidse vloot 67 schepen waarvan een deel in Veere
havende. De meeste daarvan waren hoogaarzen, maar er waren ook botters bij,
lemsteraken, e.a. Deze vissers waren vooral bedrijvig ten noorden van Walcheren, in
het Veerse Gat en de Roompot.35 De Arnemuidenaars die naar Vlissingen waren
uitgeweken, gingen bij voorkeur vissen ten westen en ten zuidwesten van Walcheren, in
de Schelde zelf bij Vlissingen en in het Sloe. De direkte spoorverbinding met Brabant
en met België en de regelmatige stoomverbinding met Engeland bevorderden de afzet.
Vlissingen had toen geen eigen vloot, al hadden een aantal Vlissingers wel belangen in
de visserij. Ze lieten schepen bouwen in Arnemuiden en die werden bevaren door
Arnemuidse vissers. De Vlissingse vloot groeide weldra uit tot 60 bodems.36
In Arnemuiden werden al sinds de 16de eeuw zeeschepen gebouwd, maar op de vraag
of daar ook vissersschepen bij waren, kan niet zonder meer bevestigend geantwoord
worden. Waarschijnlijk was dit wel het geval in de 18de eeuw. In 1763 werd een
vergunning verleend om in de stad een scheepswerf op te richten. Dit is de dezelfde
periode waarin voor het eerst iets over de Arnemuidse visserij wordt vernomen. De
werf kwam nog in andere handen vóór het bedrijf werd aangekocht door Jacobus
Meerman, de voorvader van de tot in de tachtiger jaren van deze eeuw werkende werf
van de Gebr. Meerman.37
Op deze werf werden - behalve andere kleinere vaartuigen als schietschouwen en boten
- meestal hoogaarzen voor de visserij gebouwd. De oudste beschikbare geschreven
bronnen over de bouwactiviteit stammen uit 1838 en die gaan voor zover bekend tot
1902. Daarin staan allerlei aantekeningen over herstellingen en onderhoud van sloepen,
hoogaarzen, botters die daar 'plat' worden genoemd en boten. De hoeveelheid en soort
gebruikte materialen zijn opgetekend, met de prijs, het aantal gewerkte uren en door
wie, en voor wie het werk tegen welke prijs werd geleverd.38
In een aantal schriften staan sedert 1863 de bestekken voor het bouwen van schepen en
boten opgetekend. Daarin staan o.m. vermeld: de datum, het soort vaartuig, de naam
van de schipper en soms zijn woonplaats, het soort tuigage, de afmetingen van
onderdelen, of een los dan wel een vast dek moest worden ingebouwd, de bijhorende
delen als roer, mast, riemen, aakstokken, ruifels e.a., de prijs van het ijzerwerk, soms
ook van de blokken en de zeilen, de bedongen prijs, wanneer het schip klaar was,
wanneer het weggevaren was en nog andere informatie.39
Door het ontleden van de bestekken werd het mogelijk een precies schematisch plan van
een Arnemuidse hoogaars te tekenen. Opmetingen van schepen, het volgen van de bouw
van de laatste in hout gebouwde hoogaars, door het verwerken van mondelinge
mededelingen van eigentijdse Arnemuidse oud-scheepsbouwers als Chris Bliek, Chris en
17