Huizen' te Veere. Voor zover bekend, zijn dit de enige die nog bewaard zijn gebleven. Die manden werden opgemeten, de vlechtwijze naar beste vermogen getekend en beschreven. De verzending van gezouten garnalen naar Engeland gaf aanleiding tot grove misbruiken, mede door de soms erg beperkte ontwikkeling van de vissers. Zij werden dikwijls financieel bedrogen en misleid door het aanrekenen van onkosten waar zij niets mee te maken hadden of door zogezegd hun waar na aankomst in Engeland af te keuren, waartegen ze geen verhaal hadden. Vele vissers waren afhankelijk van steun die door de kerken werd verleend. Op gezette tijden werd ook op schardijn gevist die zich soms in grote scholen in de Scheldemonding en elders in Zeeland vertoonde. Dan werd gewerkt met twee 'puntkuilen', die gewone schrobnetten waren. De hoogaars werd voor anker gelegd. Op het anker werd ook de reep van de twee korren geslagen. Aan iedere kant van het schip werd een kor overboord gezet, maar dan ondersteboven. De kor lag dwars van het schip en de loodpees - normaal de onderkant van de kuil - werd met een talie in een punt naar boven gehouden, vandaar de naam puntkuil. Met een zwaarder schip, zoals een blazer of een botter, kon met een geikuil, een soort ankerkuil, op schardijn worden gevist. Een geikuil bestond uit twee bomen of leggers, die aan boven- en de onderkant van een kuil waren bevestigd. De bovenste, die van hout was, werd door middel van twee geien aan de onderste verbonden, die van ijzer was. De reep van de kuil werd aan de ankerkabel geslagen. Zodra het schip voor anker ging, werd de tot 40 meter lange kuil dwars van het schip te water gelaten, terwijl de ankerkabel gevierd werd. De spruit van de geien hing aan een takel. De bovenlegger werd in evenwicht gehouden door een andere takel en een leuter. Zodra de kuil volgestroomd was, werd de onderlegger met de geien tegen de bovenlegger getrokken, waardoor het net werd gesloten. Van de oude Zeeuwse vissersschepen is er niet één dat nog volledig in oorspronkelijke staat verkeert. Na de Tweede Wereldoorlog werden de uitgeleefde en in onbruik geraakte schepen gewoon achtergelaten op één of ander strand of in een afgelegen plaats, zoals Emmahaven. Ongetwijfeld is daardoor een belangrijk facet van de Zeeuwse cultuurgeschiedenis verloren gegaan. De pogingen van de Stichting 'Behoud Hoogaars', hebben verloren mogelijkheden op het allerlaatste ogenblik een beetje doen vergeten. Het beeld van de vroegere economisch, sociaal en cultuurhistorisch belangrijke Zeeuwse visserij, wordt nog enkel vastgehouden door een aantal schilderijen, prenten en foto's. De publikaties, die de laatste jaren verschenen, vullen deze iconografie naar beste vermogen aan, maar vormen slechts een zwakke en onvolledige weergave van de vervlogen tijden, zij het dat die - menselijk en sociaal gesproken - niet steeds gelukkig mochten genoemd worden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1992 | | pagina 21