'GEREFORMEERD EN EVANGELISCH' Een gedegen studie van dr. C. Dekker door A.J. Barth 'Omdat wij het leuk vonden.' Zelden zal een zo onwetenschappelijke ver klaring geleid hebben tot een weten schappelijke publikatie van hoog ni veau. Sinds de verschijning van Gere- formeerd en Evangelisch op 30 oktober 1992 kan veel literatuur over de ne- gentiende-eeuwse kerkelijke geschie denis van Zeeland, toegespitst op de Afscheiding en haar nasleep, de prul- lebak in. Het aantal correcties, dat Dekker aanbrengt op de bestaande, ook recente literatuur liegt er niet omDat zijn publikatie er de oorzaak van is, dat de Vrije Evangelische Ge meente te Goes in één jaar tijd haar 140- en haar 150-jarig bestaan kon vieren, is maar een incident, maar dat geeft wel aan hoe grondig Dekker zijn onderzoek heeft gedaan. Daar moet worden bij gezegd, dat hij de beschikking had over een bron, de oudste aantekeningen van Budding zelf over de periode 1851-1865, die anderen moesten ontberen. Overigens geeft Dekker zelf aan dat de artikelen van plaatsgebonden schrijvers, veelal 'petit histoire'hem van veel nut zijn geweest. Zij behoeven wat hem betreft de pen der plaatselijke geschiedenis geenszins neer te leggen. Juist aan de hand van die artikelen kon hij tot de conclusie komen, dat er een groot aantal personen was, dat even makkelijk van zondagse jas wisselde als van al dan niet erkend kerkge nootschap, vrije gemeente, conven tikel en wat dies meer zij. Wie zich verdiept in de negentiende- eeuwse kerkelijke geschiedenis van Zeeland en dan met name in de aspec ten van de Afscheiding en haar ge volgen, kan natuurlijk niet heen om de persoon van ds. H.J. Budding, die op 1 april 1836 de Hervormde Kerk vaarwel zei. Toch heeft Dekker in zijn studie nu juist diens volgelin gen, diens gemeenten centraal gesteld. De geschiedenissen van zijn volgelin gen worden ook in een maatschappelij ke en politieke context geplaatst. Daarmee overstijgt Dekkers studie de puur kerkelijke geschiedenis. Zeker wat de Zeeuwse geschiedenis betreft, een novum. Voor wat Goes betreft, was drs. A.L. Kort hem voor, die echter slechts het begin van de Afscheiding tot onderwerp nam.' Psalmberijming Dekker laat in zijn voorwoord wel tot uiting komen, dat de negentien- de-eeuwse geschiedenis zijn stiel niet is. Dat moge zo zijn. Toch is het een opmerking, die wij met een korrel zout willen nemen. Gaf Dekker jaren geleden al niet aan over een gedegen kennis ter zake te beschik ken, toe hij in een redevoering ter gelegenheid van het in ontvangst ne men van het eerste exemplaar van de Notulen van de Gereformeerde Gemeenten onder het Kruis, de acht- tiende-eeuwse perikelen rond de in voering van de psalmberijming van 1773 op Walcheren uit de doeken deed?2' In dat opzicht is het niet verwonderlijk, dat hij zijn studie Gereformeerd en Evangelisch, na een overzicht gegeven te hebben van de afgescheiden gemeenten in Zeeland, laat beginnen met het schisma van 1839 toen een aantal afgescheiden ge meenten Budding verliet juist vanwe ge de psalmberijming. De basis van het conflict over het gebruik van de berijming van Datheen was overigens al gelegd in 1837. Een zestal gemeen ten bleef Budding trouw, de overigen gingen huns weegs. Dekker noemt de Buddinggemeenten 'oud-Gerefor meerd' en hun voorganger een expo nent van de conservatieve stroming 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1993 | | pagina 26