De multidisciplinaire benadering van het archeologisch project van Malde-
gem-Vake heeft in dit verband tot een verrassend scherpe datering geleid.
Aan de basis van het valium (de aarden wal rond de versterking) werd
een munt aangetroffen van Marcus Aurelius, geslagen in 170/171 na Chr.
Dit levert ons uiteraard een unieke terminus post quem voor de bouw van
de Maldegemse versterking. De jongste munt uit de tijd van -het castellum
dateert uit 171/172, wat meteen een al evenzeer unieke terminus post quem
levert voor het opgeven van de versterking. Dat het Maldegemse castellum
slechts een kortstondig bestaan moet hebben gehad, blijkt uit tal van
gegevens zoals de bouw van de manschapsbarakken, die als hibernacula of
lichte barakken voor enkele seizoenen kunnen worden omschreven. Het
kamp werd vrij plots en volledig ontruimd: het bouwmateriaal werd zoveel
mogelijk gerecupereerd, zelfs de waterputten werden afgebroken en de
grachten grotendeels gedempt. De duidelijk geplande en systematische
ontruiming was blijkbaar rond 175 reeds voltooid.
Waar de troepen naar toe trokken is niet bekend, doch het is best mogelijk
dat de eenheid 6 km noordwaarts werd verplaatst naar Aardenburg. Wel
licht waren die van Maldegem zelfs betrokken bij de eerste planning van de
versterking van Aardenburg. In dit licht zou het beslist de moeite waard
zijn om in Aardenburg de aanwezigheid van een oudere militaire kern uit
de jaren 170 na te trekken, ergens in de buurt van het latere castellum
en vermoedelijk zoals te Vake eveneens gehuisvest in houten barakken. Wat
er ook van zij, het is duidelijk dat de militaire functie van het castellum
van Vake rond 175 werd overgedragen op de versterking van Aardenburg,
hoe die er toen ook mag hebben uitgezien.
Het militaire contingent van Maldegem en Aardenburg
Hoewel de meeste auteurs het er over eens zijn dat het een vrij moeilijke
opgave is om de troepenmacht van een castellum te identificeren, wanneer
men - zoals te Maldegem en te Aardenburg - niet beschikt over recht
streekse epigrafische gegevens, menen we toch over enkele elementen te
beschikken die ergens een aanduiding kunnen geven voor het op beide
plaatsen gelegerde legercontingent.
Wat Maldegem betreft, vertoont het kamp een vierkantig grondplan van 157
m zijde buitenwerks (500 Romeinse voet). Dit betekent een oppervlakte van
2,48 ha. Op basis van het grondplan en van de oppervlakte kan in
Maldegem de aanwezigheid van een cohors milliaria equitata worden veron
dersteld, dus een gemengde hulptroep van voetvolk en ruiterij, ongeveer
1000 man sterk. Voor de aanwezigheid van dieren binnen de versterking
pleit alleszins het grote aantal waterputten - tien tot nog toe - en een
dubbele barak die als paardestal kan worden geïnterpreteerd.
Een verrassend resultaat gaf ook het onderzoek van de rivierkeien. Het
gaat hier niet om bouwmateriaal maar om gebruiksvoorwerpen, waarbij in de
eerste plaats kan worden gedacht aan projectielen voor het afweergeschut
(ballista) Deze rolkeien werden in vrij grote hoeveelheden gedumpt bij de
afbraak van de porta principalis dextra. Volgens het nog niet gepu
bliceerde rapport van collega R. Nijs van het Geologisch Instituut van onze
universiteit gaat het om grintkeien uit het Maasgebied afkomstig uit de
omgeving van Luik-Maastricht. De Maldegemse eenheid bracht dus zijn
munitie mee vanuit het Maasbekken; het was dus ongetwijfeld een hulptroep
afkomstig uit Germania!
26