Een bijzonder - afwijkend - type is de geheel cirkelvormige versterking.
Fraaie voorbeelden van deze ronde burchten zijn in enkele Middeleeuwse
stadsplattegronden nog te herkennen. In Noord-Frankrijk zijn dat Bergues
(St. Winoksbergen) en Bourbourg (Brokburg). In België is Veurne te
noemen. Ook alle Zeeuwse burchten behoren tot het cirkelronde type.
Veelal gaat het toponiem 'burg' tot op deze tijd, de 9de eeuw, terug.
Het zijn deze versterkingen waarop historici de aandacht vestigden en die
vergeleken werden met Zeeuwse cirkelvormige terreinen en stadsplattegron
den. Opmerkelijk is dat in Zeeland nergens een boogvormige omwalling is
vastgesteld. Mogelijk heeft dit te maken met het feit dat er nog nauwelijks
bewoningscentra waren en het kleiplatengebied erg vlak was. Het cirkel
vormig type moeten we dus eerder als een echte vlucht- of volksburcht
bestempelen, die alleen in geval van nood gebruikt werd als toevluchtsoord
voor mensen, have en vee.
In een kroniek uit het einde van de 9de eeuw geeft de kroniekschrijver
een ooggetuigeverslag van een aanval in 891 van Deense Vikingen op een
versterking te St.-Omer in de buurt van Noyon in Noord-Frankrijk. Hij
spreekt van 'castella recens facta', 'pas opgerichte versterkingen'. Hij
verschaft veel details. Zo vermeldt hij bijvoorbeeld dat de wal was
opgebouwd uit houten palen, aarde en zoden.
De Belgische geschiedvorser Van Werveke heeft in een artikel in 1965 de
bouw van deze versterkingen ook in verband gebracht met Zeeland en hij
zag er een verdedigingslinie in. Latere geschiedvorsers zoals D.P. Blok
kwamen met het bezwaar dat Zeeland in die tijd niet onder hetzelfde gezag
stond. Volgens P.A. Henderikx zijn er bovendien eerder twee groepen
burchten te onderscheiden: één in het mondingsgebied van de Aa en één
in die van de Schelde. En daarmee vervalt de mogelijkheid de Noordfranse
datering zonder meer op de Zeeuwse burchten te betrekken. We zullen ze
dus zelfstandig en - bij gebrek aan schriftelijke bronnen - langs arche
ologische weg moeten dateren. En daarmee is het moment gekomen de
Zeeuwse ring wallen zelf aan het woord te laten.
De Gemeente Westerschouwen wilde in 1987 de begraafplaats op de burcht
van Burgh uitbreiden en diende een verzoek daartoe in bij de minister. De
ontheffing van de Monumentenwet werd verleend voor een klein stukje
grenzend aan de bestaande begraafplaats. De opgravingsput bleek precies
de wal van de burcht te beslaan. In de wal tekenden zich ook de palen
van een palissade af. De binnenzijde en de buitenzijde van de wal waren
verstevigd met een keurige plaggenstapelingDe constructie van de wal
kwam derhalve fraai overeen met de beschrijving uit het eind van de 9de
eeuw. De houten palen werden benut voor een 14C-dateringDe meest
waarschijnlijke datering lag in het laatste kwart van de 9de eeuw. De
diameter van de burcht kon nu ook nauwkeuriger worden bepaald dan
voorheen. Hij bedroeg precies 200 meter over de buitenzijde van de wal.
Het tweede belangwekkende onderzoek van de afgelopen tijd betrof Middel
burg. In 1991 bleek plotseling dat bij de herinrichting van het Abdijplein
men ook rioleringen etc. ging vervangen. Deze situatie werd benut voor
het graven van een smalle proefsleuf om de wal van de burcht goed vast
te leggen. De enige mogelijkheid daartoe was pal voor de toenmalige ingang
van het Zeeuws Museum. Op 4 meter onder het plein werd de vaste onder
grond bereikt. Tot ieders niet geringe verbazing was tot 20 cm onder de
straat het bodemprofiel ongeschonden bewaard gebleven. De wal, waarin
twee fasen konden worden onderkend, was over een hoogte van bijna 2
meter aanwezig. Helaas werd geen materiaal geborgen waarmee de construc-
31