tie kon worden gedateerd. De binnenzijde van de plaggenwal stond onder
een vrij steile hoek van ca. 70 graden. Het binnenterrein was aanvankelijk
onbewoond, werd opgehoogd met een laag schoon zand waarop plaggenhui-
zen verrezen. De wand van een dergelijk huis tekende zich zeer fraai in
een van de profielen af. De oriëntatie van het huis was precies evenwijdig
aan de Korte Burg, een straat die voor de Tweede Wereldoorlog kaarsrecht
over het centrum van het burchtterrein liep. De diameter van de burcht
blijkt ca. 20 meter groter te zijn dan die van Burgh. Het verloop van de
wal ligt nu nauwkeurig vast. We hopen tijdens de rioleringswerkzaamheden
op de Balans nog dit jaar een nieuwe waarneming te kunnen verrichten.
Onze verwachting is vooral hoog gespannen over het aantreffen van sporen
van een palissade en over een mogelijkheid tot het verkrijgen van materiaal
voor een absolute datering van de wal.
Bij het grootschalig onderzoek van Oost-Souburg zal ik vandaag niet lang
stilstaan. De integrale uitwerking van de opgraving zal volgend jaar
gereedkomen.
Pogingen de wal van de archeologisch slechtst bekende burcht, die van
Oostburg in Zeeuwsch-Vlaanderennader te verkennen en wel in 1989 en
1992, respectievelijk aan de Oude Stad en de Nieuwstraat, leidden niet tot
het gewenste positieve resultaat.
Begin maart 1991 kwam de tip binnen dat er een smalle strook grond
beschikbaar was voor een proefsleuf ten zuiden van de Domburgseweg in
Domburg. Uiteraard waren we zeer geïnteresseerd. Het betrof een gedeelte
van de voormalige tuin van P.J. van der Feen dat nu behoorde tot het
nieuwbouwplan Duinenburg. Hier in de buurt moest misschien de wal van
de burcht liggen. Het viel niet mee het profiel te interpreteren. Maar
uiteindelijk luidde de conclusie dat we hier de onderste plaggen van de
buitenbekleding van de wal van de burcht van Domburg hadden aange
sneden. Na herhaald afschaven werd de plaggenstructuur duidelijker
zichtbaar. Zelfs kon een paalgat worden waargenomen van een schuin in de
wal gedreven paal. Met een kleine subsidie van de gemeente werd ver
volgens in september 1991 een controleopgraving verricht op het terrein
van het Badhotel zelf. De plaats van de sleuf werd bepaald door de
veronderstelde ligging van de wal en de eis dat onder geen enkele
voorwaarde schade zou worden toegebracht aan het bomenbestand. Hoewel
ook hier het grondwater voor veel overlast zorgde, waren de resultaten
boven verwachting. De opbouw van de wal kon over zijn gehele breedte
worden bekeken. Hierbij bleek dat hij in twee fasen was opgeworpen. In
beide fasen was aan de buitenzijde gebruik gemaakt van houten paaltjes ter
versteviging van het wallichaam. De onlangs gereed gekomen 14C-
dateringen van dit hout gaven aan dat de meest waarschijnlijke datering
voor de oudste fase in het derde kwart van de 9de eeuw moet liggen De
tweede fase kan dateren uit ca. 890 of uit de periode 920-940.
Een skelet dat onder de wal werd aangetroffen is van veel ouder datum.
Het dateert uit ca. 700 of het midden van de 8ste eeuw. Binnen de burcht
werd veel hout aangetroffen, waaronder een houten goot, gemaakt uit
opnieuw gebruikte onderdelen van een boot.
Wanneer we beide waldoorsneden op de kaart bekijken, dan blijkt dat de
ringwalburcht een doorsnede heeft van 265 m. Het is daarmee de grootste
van de Zeeuwse vijf. Direkt valt nu ook het kruisvormig wegenpatroon op
dat wordt gevormd door de oost-west lopende Ooststraat en de Domburg
seweg enerzijds en de noord-zuid gerichte Schuitvlotstraat en Badstraat
anderzijds. Het bevestigt daarmee de veronderstelling die Huizinga in 1935
34