in de Zwinhavens, Brugge en Aardenburg zijn wellicht in verband te
brengen met andere mechanismen, die nog moeilijker te herkennen zijn.
Hier speelt het toeval uiteraard een belangrijke rol. Aardewerk kan als
souvenir of geschenk uit den vreemde meegebracht zijn. Voorbeelden
hiervan zijn wellicht de hoog versierde Scarboroughkannen, vooral de
zogenoemde 'knight jugs'. Opmerkelijk is het feit dat verscheidene importen
duidelijk tweede-keuzemateriaal zijn. In bepaalde gevallen kan men zich
zelfs de vraag stellen of het recipiënt wel kon worden gebruikt. In dit
geval ligt een verklaring als curiosum of souvenir wellicht voor de hand.
Andere recipiënten werden mogelijk gebruikt als verpakkingsmateriaal of
container voor diverse goederen. Voorbeelden hiervan zijn de gewone Ibe
rische waren.
Een andere mogelijke groep is die van het aardewerk dat naar Vlaanderen
gebracht werd door handelaars of vissers voor eigen gebruik, d.w.z. om
er eigen maaltijden in te bereiden of als containers voor meegebrachte
etenswaar. De reizende handelaars of vissers moeten niet noodzakelijk
afkomstig zijn uit de streek waar het aardewerk werd geproduceerd. Er
kunnen ook tussenschakels geweest zijn, of Vlaamse handelaars die in het
buitenland een pot nodig hadden, er één kochten en meebrachten. Het
Deense aardewerk dat in Damme en Monnikerede werd aangetroffen kan
hier een voorbeeld van zijn.
3Conclusies
Tot besluit kan gesteld worden dat er in elk geval voldoende gegevens zijn
om enkele belangrijke pieken in de handel in importaardewerk aan te
wijzen
46