de omstandigheden in het Scheurrak precies omgekeerd. Het ligt veel beschutter en ondieper, zodat vaker per jaar en veel langer per duiker op de vindplaats gewerkt kan worden. Anderzijds is het zicht er veel minder: het varieert van niets tot ongeveer 1,5 m. Dat betekent, dat hier een documentatiewijze gekozen moet worden, die ook bij zeer slecht zicht nog bruikbaar is, doch best iets arbeidsintensiever mag zijn. In eerste instantie wordt over het wrak een web van meetpunten uitgezet. Gewa pend met meetlinten gaan de duikers naar beneden om de onderlinge af standen tussen al de meetpunten in te meten. Met de computer wordt dan de onderlinge positie van alle meetpunten nauwkeurig berekend en in kaart gebracht. We beschikken zo over een maatvaste kaart van punten van waaruit verder gewerkt kan worden. Vervolgens gaan duikers met meetlinten en cassetterecorders naar beneden en meten vanuit steeds twee van die bekende meetpunten volgens het principe van driezij denmeting een stukje van de scheepsconstructie in. Per duik worden enkele honder den maten op de band ingesproken, die boven water worden uitgewerkt tot een tekeningAl die tekeningen van steeds kleine delen van het wrak worden tenslotte samengevoegd tot een overzichtstekening van het gehele wrak. Gedocumenteerde delen van de scheepsconstructie kunnen losgezaagd en boven water gebracht worden. Daar worden ze in detail bestudeerd, uit elkaar genomen en schaal 1:10 getekend. Dat is reeds gebeurd met het voorschip, het achterschip en een stuk boord met geschutspoort. Inte ressante inzichten zijn, dat dit schip niet spant-eerst, maar huid-eerst Afb. 1. Dwarsdoorsnede op de kiel van het ScheurrakwrakHet schip heeft een dubbele huid en een dubbele sponning in de kiel. 59

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1993 | | pagina 61