ven. Alleen in de duinen bleven mogelijk mensen wonen. Ten zuiden en ten
noorden van de Schelde ontwikkelde in de 7de en 8ste eeuw de bewoning
zich vermoedelijk tot iets grotere omvang. In heel Nederland zien we
dergelijke centra, kerngewesten of voorlopers van de latere gouwen ont
staan. In Zeeland worden ze aangeduid met de namen Walichrum en mogelijk
Scaltheim Van de belangrijke handelsnederzetting Walichrum liggend in het
gelijknamig kerngewest en qua rijkdom mogelijk te vergelijken met Dore-
stad, weten we bitter weinig. Zij is door latere duinafslag in zee verdwe
nen. Te oordelen naar de muntvondsten uit het bijbehorende grafveld, dat
wel is teruggevonden, raakte de handelsnederzetting tegen het einde van
de 9de eeuw in verval. Meer dan één kilometer duin is naar schatting op
grond van de bestudering van kaarten in de bate Middeleeuwen tot heden
verdwenen. Veel van het zand stoof landinwaarts en bedekte oud cul
tuurland en ook bijvoorbeeld de 9de-eeuwse burcht van Domburg waarover
we straks te spreken komen Tot op de dag van vandaag vinden we nog
kostbare voorwerpen uit de tijd van de handelsnederzetting op het strand
van Westhove bij Domburg Recente vondsten zijn bijvoorbeeld een 7de.
eeuwse gouden tremisses in 1990 en een 8ste of 9de-eeuws zilveren toi
letgarnituur zie omslag) in 1989. Aan het einde van de 8ste eeuw waren
de klei- en zavelgronden zo hoog opgeslibd dat er bewoning mogelijk werd.
Op Walcheren is dit patroon van zavelige geulruggen en kleiplaatgronden
nog fraai aanwezig. De zavel was zeer vruchtbaar. Er ontwikkelde zich een
dichte bewoning. Omstreeks 1200 was alle wildernis zo goed als in cultuur
gebracht. Zestiende—eeuwse kaarten geven met hun talloze rode dorps
kerkjes een idee van de grote dichtheid van dit bewoningspatroonDe eco
nomie was aanvankelijk gebaseerd op de schapenteelt maar ook landbouw
werd bedreven.
De rijkdom van de bewoners trok in de 9de eeuw de aandacht van de
Deense Noormannen. Flitsende plundertochten zaaiden dood en verderf.
Een passage uit een IJslands heldendicht (Egilssaga) beschrijft in 936 hoe
een Viking onze laaggelegen landen bij de zee moet hebben ervaren: 'Eens
op een nacht, toen het stil weer was, voeren ze een grote rivier op, waar
het moeilijk was om te landen en het water voor de oevers over een grote
afstand ondiep was. Op het land waren grote vlakten en dichtbij waren
bossen; de velden waren nat, omdat het veel geregend had. Daar gingen
ze aan land en lieten een derde van de bemanning achter om het schip te
bewaken; ze gingen landinwaarts langs de rivier, tussen de rivier en het
bos; ze kwamen weldra bij een dorp, waar veel boeren woonden; het volk
vluchtte het dorp uit, het land in, waarheen het kon, zodra het de troep
in de gaten kreeg, maar de Vikingen achtervolgden hen. Daarop kwamen
ze bij een ander dorp en een derde; ieder die kon vluchtte weg; het land
was effen en de vlakten waren groot; over een grote afstand waren sloten
gegraven en daarin stond water. Ze hadden hun akkers en weiden met die
sloten omgeven, en op sommige plaatsen waren grote balken over de sloten
gelegd; waar men moest passeren, waren bruggen, met hout bedekt. Het
landvolk vluchtte het bos in...' Tot zover het heldendicht.
De Vlaamse en Zeeuwse kustbewoners lieten hun nederzettingen en hun
land echter niet zo maar opnieuw plunderen. Overal werden verdedigings
werken opgericht. De sporen van deze imposante kunstwerken hebben tot
de dag van vandaag hun sporen in het natuurlijk landschap en in de dor
pen en steden nagelaten. Bestudering van het ontstaan van stads
plattegronden in Noord-Frankrijk en Vlaanderen heeft een tiental
voorbeelden van 'half-cirkelvormige' versterkingen aan het licht gebracht.
30