DE HERKOMST VAN DE BRDLOAZEN M.A. Geuze In ons Zeeuws Woordenboek treffen we op blz. 147 het zelfstandig naam woord brüloaze in de betekenis van spook, boze geest in het water hui zend en in het algemeen: boeman. De vermelding betreft drie Thoolse dorpen, t.w. St.-Maartensdijk, St.- Annaland en Oud-Vossemeer en ook nog Middelharnis met de spelling: 'n broelwöze. Als geboren inwoner van Poortvliet zou ik zeggen: bruu- lóóze. Als staande uitdrukking wordt voor Annaland vermeld: 'Nie so over de welle 'ange, dè zitte de bruloazen in' en tevens 'Zoete weze, anders komme de bruloazen j'aele'. Ten slot te wordt verwezen naar de term bloe- lóózen op blz. 109, eveneens weer als spoken huizende in het water, voorkomende op Overflakkee (Oolt- gensplaat): 'Ze trekke je d'r in'. Tevens nog wordt vermeld de uitdruk king 'broelóózen' voor Goeree. Ook ik werd als kind in de avond, als de schemering viel, bang gemaakt als ik te ver afdwaalde op het erf: 'pas op vö de bruulóózen' en ook als ik speelgoed buiten in 't donker zou laten slingeren: 'dienk 't erom, strakjes aele de bruulóózen 't.' De verbinding in het woordenboek gelegd van het begrip spook met bloe- lóözen, dus bloedelozen lijkt heel aan nemelijk. Geesten, spoken, bloedloze wezens, 't is immers één pot nat en ze staan bekend en worden gebruikt als schrikmiddel, als boeman. De ver binding is echter niet juist, zoals ik hierna hoop aan te tonen. Een vroegere plaatsgenoot merkte, het woord bruulóóze ter sprake bren gende, onlangs op: 'Je moet het laat ste hoofdstuk van Richteren maar eens lezen.' En dan blijkt m.i. het woord juist niet uit een onbloedige, maar integendeel uit een zeer bloedige Oudtestamentische periode te stammen. De drie slothoofdstukken van Richteren roepen beelden op die te vergelijken zijn met de Joegoslavische Balkandra ma's waarmee wij in deze tijd gecon fronteerd worden. Het betreft een zo gruwelijke geschiedenis dat sommige verkorte Bijbeluitgaven, zoals die van Prof. Obbink, deze hoofdstukken maar niet hebben opgenomen. Het drama is ook te vergelijken met een ander historisch bekend gegeven uit de vroeg-Romeinse tijd (290 v. Chr.) nl. de Sabijnse maagdenroof, toen de eerste Romeinen zich ten koste van de in Midden-Italië levende stam der Sabijnen met geweld vrouwen wis ten te verschaffen. Het boek der Richteren volgt in het Oude Testament na de dood van Jozua en bevat o.a. bekende geschiedenissen als die van Jephta, die zijn dochter moet offeren na zijn ondoordachte belofte (één van de bekendste drama's die Joost van den Vondel inspireerde) en dat van Simsons heldendaden en verraderlijk einde. Mijn bijbeluitgave van 1941 luidt hoofdstuk 19 van Richteren in met het opschrift 'De gruweldaad van Gi- bea'terwijl de omschrijving van de inhoud is: 'De vrouw van een Leviet wordt door de Benjaminieten onteerd.' De mannen van de stad Gibea, bedrij vers van deze schanddaad worden Belialskinderen genoemd (Belial was de Phoenicische god van de duisternis, van het kwaad). De Leviet deelde het lijk van de vrouw in twaalf stuk ken en zond deze in alle landpalen van Israel. De reactie was enorm, heel Israël liep te hoop - 400.000 man te voet, die met het zwaard uit trokken. Wanneer dan de Stam van Benjamin de Belialskinderen te Gibea niet wil uitleveren, komt het tot een geweldige strijd. Op één dag vielen 25.000 Benjaminieten; de rest van de Stam tot de beesten toe werd ge slagen met de scherpte des zwaards en de steden werden verbrand. Doch 600 mannen vloden naar de woestijn, tot de rotssteen van Rimmon en bleven daar vier maanden. Bovendien zworen de mannen van Israël dat niemand zijn dochter tot vrouw aan de Ben jaminieten zou geven. Er volgt beraad en berouween Stam is van Israël afgesneden en men vraagt: 'Wat zullen wij, belangende de vrouwen, doen aan degenen, die overgebleven zijn?' Wanneer dan de inwoners van 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1994 | | pagina 23